Telwoorden

10 minuten lezen
timer
10:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag 

  1. Hoe zate het ook alweer met...
  2. Lesdoel
  3. Grammatica: telwoorden
  4. Zelf aan de slag
  5. Wat heb je geleerd?

Slide 2 - Slide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
Wat is het ZWW
Mijn moeder heeft een nieuw jasje gekocht.
A
heeft (zitten)
B
gekocht (staan)
C
heeft gekocht (op tafel zitten)

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

In welke zin zit het ZWW
A
De man is lief. (bij de deur staan)
B
De jongens zijn erg irritant. (staan)
C
Het hondje is vies. (zitten)
D
De meiden doen graag yoga. (zitten op tafel)

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het HWW?
Ik wil later dokter worden.
A
ik (staan)
B
wil (zitten)
C
dokter (bij de deur staan)
D
worden (zitten op tafel)

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

wat is het KWW?
zij bleken toch gezellig te zijn.
A
gezellig (zitten op tafel)
B
te zijn (bij de deur staan)
C
bleken (staan)
D
zijn (zitten)

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Grammatica taalkundig ontleden
  • Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
  • Koppel- of hulpwerkwoord
  • Werkwoorden: zww, kww en hww
  • Telwoorden
  • Voegwoorden
  • Werkwoorden  in samengestelde zinnen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen grammatica taalkundig ontleden
  • Je kunt persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen
  • Je kunt koppel- of hulpwerkwoorden herkennen
  • Je kunt zelfstandige, koppel- en hulpwerkwoorden herkennen
  • Je kent het verschil tussen hoofd- en rangtelwoorden en kunt deze herkennen
  • Je weet wat neven- en onderschikkende voegwoorden zijn en kunt deze herkennen
  • Je kunt zelfstandige werkwoorden, koppel- en hulpwerkwoorden herkennen  in samengestelde zinnen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel vandaag
  • Je kent het verschil tussen hoofd- en rangtelwoorden en kunt deze herkennen

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Video

This item has no instructions

Telwoorden
Een telwoord (tw) geeft een hoeveelheid of een volgorde aan.
Er zijn twee soorten telwoorden.

  • Een hoofdtelwoord (htw)

  • Een rangtelwoord (rtw)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Telwoorden

Hoofdtelwoorden 
Bepaald 
Onbepaald
Telwoorden

Rangtelwoorden
Bepaald
Onbepaald

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Bepaalde telwoorden en onbepaalde telwoorden.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Weekwerk grammatica 
Waar? 
Bladzijde 120-121

Welke opdrachten?
1, 3 en 4. 

timer
13:00

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Telwoorden
Wat weet je hier nu over?
  • 4 soorten, namelijk hoofdtelwoord bepaald en onbepaald/rangtelwoord bepaald en onbepaald
  • Voorbeeld bepaald hoofdtelwoord: zes
  • Voorbeeld onbepaald hoofdtelwoord: veel/weinig
  • Voorbeeld bepaald rangtelwoord: zesde
  • Voorbeeld onbepaald rangtelwoord: laatste

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Donderdag repetitie
Deze repetitie wordt in Quayn afgenomen. Computerlokaal 55 is hiervoor gereserveerd.



  • Hoofdstuk 4, feiten, meningen en argumenten. Bladzijde 102-
  • Hoofdstuk 5, kritisch lezen. Bladzijde 132-
  • Hoofdstuk 6, tekst en publiek. Bladzijde 162-
Ook is de basiskennis over het onderwerp en hoofdgedachte van een tekst handig om paraat te hebben.
*Deze repetitie telt 2x mee.








Slide 16 - Slide

This item has no instructions