Economisch beleid 1.9 t/m 1.13

Welkom
6 vwo ECONOMIE  ||  2024-2025
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
6 vwo ECONOMIE  ||  2024-2025

Slide 1 - Slide

Wat is inflatie en wat is het gevolg van inflatie?

Slide 2 - Open question

Inflatiedoelstelling
Centrale bank streeft doelen na van de overheid. 
ECB enkelvoudig mandaat --> één opdracht
  • Prijsstabiliteit
Duaal mandaat --> twee opdrachten (FED)
Bijvoorbeeld
  • Prijsstabiliteit
  • Werkgelegenheid

Slide 3 - Slide

Leg uit wat er gebeurd als de CB de rente verhoogt. Betrek hierin prijsstabiliteit en werkgelegenheid.

Slide 4 - Open question

Monetair beleid ECB
Alle maatregelen om de koopkracht van de euro te stabiliseren. 
Gaat om de reële waarde van de euro zelf.
Niet met andere valuta!

Te hoge inflatie is niet gewenst. Waarom willen we toch een beetje inflatie?

Slide 5 - Slide

Redenen voor een beetje inflatie
  • Cb heeft enige ruimte om in te grijpen als er deflatieverwachtingen ontstaan. Deflatie is niet gewenst. 
  • Wakker de bestedingen aan.
  • Zorgt voor een daling van de reële waarde van schulden. 
  • Vergroot de overlevingskansen van bedrijven in crisis. Bedrijven willen besparen op de lonen, laten de nominale lonen minder stijgen dan de inflatie.  

Slide 6 - Slide

Verwachte inflatie
Voorspelbaarheid
Bedrijven en gezinnen maken beslissingen voor de toekomst. 
Als ze 2% inflatie verwacht wordt en dit waarschijnlijk ook klopt, is er een minder onzekere factor. 
Met veel onzekerheid wordt er compensatie gevraagd. 
Bijvoorbeeld een leenrente wordt hoger bij onzekerheid. 

Slide 7 - Slide

Wat is het nadelige gevolg voor de economie als de leenrente hoger wordt?

Slide 8 - Open question

Waardoor kan inflatie ontstaan?

Slide 9 - Open question

Bestedingsinflatie

Als de bestedingen toenemen, dan neemt de productie toe. De bezettingsgraad loopt op. Er komt druk op de prijzen te staan. Er is kans op inflatie. 
Kosteninflatie

Als de productiekosten hoger worden, dan wordt dit doorberekend in de verkoopprijzen. 

Specifieke --> loonkosteninflatie.

Slide 10 - Slide

Centrale bank
Bijna geen invloed op de productiekosten
  • Oproep doen om de lonen juist wel of niet te veel te laten stijgen. 
Wel invloed op de bestedingen
  • Rente-instrument

Slide 11 - Slide

Banken hebben geld nodig:
  • Om aan de vraag van het publiek naar chartaal geld te voldoen. 
  • Om interbancaire betalingen (betalingen tussen banken onderling) mee te doen. 
  • Om aan hun reserveverplichtingen bij de ECB te voldoen. --> verplicht om 1% van het bedrag van het publiek bij de ECB op een rekening te storen.

Slide 12 - Slide

Bij welke rente heeft een bank minder basisgeld nodig.
A
Hoge rente
B
Lage rente

Slide 13 - Quiz

ECB
Gezinnen en bedrijven lenen bij commerciële banken. 
ECB heeft invloed op deze banken.
Basisgeld --> chartaal geld en centrale bankreserves.
  • Leningen die de ECB verstrekt aan banken.

Slide 14 - Slide

Basisgeld
De rente stijgt en daardoor daalt de vraag van het publiek naar geld. Een deel van het chartale en girale geld wordt omgezet in spaargeld of obligaties. Banken hebben minder basisgeld nodig, ook de vraag van banken naar basisgeld daalt als de rente stijgt. 

Slide 15 - Slide

ECB
Geeft aan dat er een renteverlaging komt. 
Ze verhogen het aanbod van het basisgeld via openmarkttransacties.
  • Transacties tussen banken en de ECB. Kort, soms een dag.
  • Bijvoorbeeld door obligaties te kopen die in bezit zijn van banken.
De rente zal dalen.

Slide 16 - Slide

Banken en rente
Bank leent geld van de ECB tegen een basisrente, bijvoorbeeld 1,5%
Rentemarge kan 2% zijn. 
  • Verschil tussen het rentepercentage dat de bank ontvangt van leners en wat spaarders betalen.
De rente die klanten dan betalen is 3,5%


Slide 17 - Slide

Leg uit hoe de ECB rente gebruikt om via veranderingen van de maatschappelijke geldhoeveelheid de inflatie te verlagen?

Slide 18 - Open question

Aan de slag
Maken 1.9 t/m 1.13
Nakijken
Doe iets met de tekst! Lezen en onderstrepen of samenvatten. 

Slide 19 - Slide