Hoofdstuk 4.4 vermogen en energie

Hoofdstuk 4  - Elektriciteit
1 / 27
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4  - Elektriciteit

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat kun je over de stroomsterkte en spanning zeggen in een serie- en parallelschakeling?
A
Serie: stroom gelijk, spanning verdeeld Parallel: stroom verdeeld, spanning gelijk
B
Serie: stroom gelijk, spanning gelijk Parallel: stroom verdeeld, spanning verdeeld
C
Serie: stroom verdeeld, spanning gelijk Parallel: stroom gelijk, spanning verdeeld
D
Serie: stroom verdeeld, spanning verdeeld Parallel: stroom gelijk, spanning gelijk

Slide 3 - Quiz

Welke lampjes zijn parallel geschakeld?

Slide 4 - Open question

Welke lamp(jes) brand(en) het felst?
A
1 & 2
B
3, 4 & 5
C
4
D
2

Slide 5 - Quiz

Welke lamp(jes) brand(en) even fel wanneer je lampje 3 losdraait?
A
Geen lampje
B
4 & 5
C
1 & 2
D
Alle lampjes

Slide 6 - Quiz

De batterij levert een stroom van 0,30 A. Hoe groot is de stroom door lampje 1?
A
0,10 A
B
0,15 A
C
0,30 A
D
0,45 A

Slide 7 - Quiz

De batterij levert een stroom van 0,30 A. Hoe groot is de stroom door lampje 3?
A
0,10 A
B
0,15 A
C
0,30 A
D
0,45 A

Slide 8 - Quiz

Welk apparaat verbruikt in dezelfde tijd de meeste elektrische energie?
A
Telefoon
B
Tablet
C
Laptop
D
Smartwatch

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Het vermogen bereken je met P = U*I. Hoe bereken je de spanning?
A
U=P*I
B
U=P/I
C
I=P/U
D
U=I/P

Slide 20 - Quiz

Het vermogen bereken je met P = U*I. Hoe bereken je de stroomsterkte?
A
U=P*I
B
U=P/I
C
I=P/U
D
U=I/P

Slide 21 - Quiz

Bereken het vermogen van het ledlampje.
A
0,055 W
B
2,64 W
C
18,3 W
D
2640 W

Slide 22 - Quiz

De stroomsterkte door een lampje is 700 mA. Het lampje heeft een vermogen van 6,3 W. Bereken de spanning waarop het lampje brandt.
A
0,009 V
B
4,4 V
C
9 V
D
4410 V

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Je ziet hieronder een aantal schakelsymbolen. Plaats ieder schakelsymbool in het vakje met de juiste naam.
schakelaar
lamp
batterij
voltmeter

Slide 26 - Drag question

Teken een schakelschema waarbij twee lampjes zijn aangesloten op een batterij. Beide lampjes moeten apart aan en uit gezet kunnen worden.

Slide 27 - Open question