1. Schrijf het onderwerp op. Dat wordt vaak in het begin genoemd.
2. Noteer alleen de hoofdzaken uit het fragment.
Denk ook aan de 5w+h-vragen die je eerder geleerd hebt: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe. Deze vragen kunnen je ook helpen de hoofdzaken samen te vatten.
3. Gebruik afkortingen, korte zinnen, nummers, pijlen, steekwoorden en streepjes.