Economie 1.1.2

Economie intro
Je hebt alleen je boek, een pen/potlood en je rekenmachine nodig!
1 / 16
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Economie intro
Je hebt alleen je boek, een pen/potlood en je rekenmachine nodig!

Slide 1 - Slide

Economie intro
Wat gaan we doen vandaag?
  • Lezen en samenvatten.
  • Opdrachten maken. 
  • Blooket.

Slide 2 - Slide

Economie intro
Aan het einde van deze les...
...kan je beschrijven hoe je als consument in je behoeften voorziet.
...kan je een geldbedrag op de juiste manier noteren en een gemiddelde berekenen.

Slide 3 - Slide

Economie intro
Na het lezen krijg je 1 minuut de tijd om de belangrijkste dingen uit de tekst op te schrijven.
...kan je beschrijven hoe je als consument in je behoeften voorziet.
...kan je een geldbedrag op de juiste manier noteren en een gemiddelde berekenen.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Economie 1.1.2
Schrijf in 1 minuut de belangrijkste dingen uit de tekst op je blaadje!
timer
1:00

Slide 6 - Slide

Economie 1.1.2
Voorzien in je behoeften.
Tastbare producten, voorwerpen die je kan aanraken.
Niet- tastbare producten. Iemand voorziet in jouw behoefte door iets voor je te doen.
Goederen
Diensten

Slide 7 - Slide

Economie 1.1.2
Wanneer je goederen of diensten koopt om in je behoeften te voorzien, ben je consument.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Economie 1.1.2
Schrijf in 1 minuut de belangrijkste dingen uit de tekst op je blaadje!
timer
1:00

Slide 10 - Slide

Economie 1.1.2
Bedragen noteren:
  • € - teken voor het bedrag. 
  • 2 decimalen (cijfers) achter de komma.
  • Achter een heel bedrag hoeft niks te staan. Je mag er wel ,00 of ,- achter zetten. 
  • Bij duizendtallen schrijf je een punt.  

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Economie 1.1.2
Gemiddelde = totaal : het aantal
  • Eerst reken je het totaal uit door alles bij elkaar op te tellen. 
  • Dit getal deel je door het aantal. 
  • Let erop dat je het geldbedrag op de juiste manier noteert! 

Slide 13 - Slide

Economie 1.1.2
Regels voor afronden.
  • 2 decimalen (getallen) achter de komma, tenzij iets anders wordt gevraagd! 
  • Als het derde getal een 5 of hoger is, rond je naar boven af. 
  • Als het derde getal een 4 of lager is, rond je naar beneden af. 
  • 1,075 wordt 1,08 en 1,074 wordt 1,07. 

Slide 14 - Slide

Huiswerk voor vrijdag:
opdracht 1 t/m 13 (p. 10 t/m 15)

Huiswerk af? Dan de herhalingsopdrachten maken op p. 16.
Vandaag:
opdracht 7 t/m 13 (p. 13 t/m 15)
timer
10:00

Slide 15 - Slide

BLOOKET!!!

Slide 16 - Slide