Aan het einde van de les kan je tenminste twee bezittelijke voornaamwoorden in het Duits opnoemen, doordat je de opdrachten hebt gemaakt.
Slide 4 - Slide
Wat is ook alweer een persoonlijk voornaamwoord?
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat in de plaats komt van een zelfstandig naamwoord. Het is een los woord en een vorm op zichzelf.
Meine Tante ist eine nette Frau.
Sie ist eine nette Frau.
Slide 5 - Slide
Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je al?
ik
jij
hij/zij/het
wij
jullie
zij (mv)
u
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
Slide 6 - Slide
Wie weet wat een bezittelijk voornaamwoord is?
Geven een bezit aan.
Staat op de plaats van een lidwoord.
Het staat altijd in combinatie met een zelfstandig naamwoord.
Gedraagt zich hetzelfde als het onbepaald lidwoord ein en krijgt daarom bij vrouwelijke woorden en meervoud een extra -e.
Slide 7 - Slide
Welke bezittelijke voornaamwoorden ken je al in het Nederlands?
mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
jullie
hun
uw
Welke ken je al in het Duits?
mein (e)
dein (e)
sein (e)
ihr (e)
unser (e)
euer/ eure
ihr (e)
Ihr (e)
Slide 8 - Slide
Wat valt op?
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
mein (e)
dein (e)
sein (e)
ihr (e)
unser (e)
euer/ eure
ihr (e)
Ihr (e)
Bij de bezittelijke voornaamwoorden kan er een -e achter komen.
Waarom?
Als het zelfstandige naamwoord achter het bezittelijke voornaamwoord vrouwelijk of meervoud is dan komt er net als bij ein en kein een -e achter het bezittelijk voornaamwoord.
Er staan 4 verschillende vormen van ihr. Wat is het verschil?
ihr als persoonlijk voornaamwoord betekent jullie en als bezittelijk voornaamwoord haar, hun en uw. Let op de hoofdletter bij de uw-vorm!
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Selbständig arbeiten
- Wat:
-Hoe:
-Klaar:
Maken online: Kapitel 3.2, Aufgabe 11, 12a en 13(1)
Hulp. Gebruik het schema van Grammatik B aan de linkerkant van de opdracht.
Alleen
De eerste 10 minuten niet praten en geen vragen. Daarna mag je vragen stellen en fluisteren.
timer
10:00
- Kapitel 3.2, Aufgabe 5, 6
- Maak versterk jezelf bij Kapitel 3------->
timer
15:00
Slide 11 - Slide
Was hast du heute gelernt?
Noem ten minste 2 bezittelijke voornaamwoorden.
Slide 12 - Slide
Hausaufgaben
Lernen: Wörter Lektion 1 auf Seite 44. NL-D und D-N