2021_week 41_2mh_les1_oefentoets learnbeat bez vn/stam -d en -t

1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 
  • te gaan zitten
  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in je tas
  • laptop gesloten op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00

Slide 2 - Slide

Was machen wir heute?


  • Kurze Wiederholung bezittelijke voornaamwoorden en werkwoorden met stam eindigend op -d en-t.
  • Selbständig arbeiten
  • BINGO

  • Abschluss

Slide 3 - Slide

Lernziel

  • Aan het einde van de les kan je door het maken van de opdrachten een werkwoord waarbij de stam eindigt op -d of -t vervoegen en kan je tenminste 3 bezittelijke voornaamwoorden benoemen.


Slide 4 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
Wat zijn de Duitse bezittelijke voornaamwoorden?

Wat is de regel voor het vervoegen van Duitse werkwoorden waarbij de stam eindigd op -d of -t?

Slide 5 - Slide

Welke bezittelijke voornaamwoorden ken je al in het Nederlands?
  • mijn
  • jouw
  • zijn
  • haar

  • ons/onze
  • jullie
  • hun
  • uw
  • Welke ken je al in het Duits?
  • mein (e)
  • dein (e)
  • sein (e)
  • ihr (e)

  • unser (e)
  • euer/ eure
  • ihr (e)
  • Ihr (e)


Slide 6 - Slide

De uitgangen van het werkwoord als de stam eindigt op -d of -t. 
ich              red 
du               red
er/sie/es     red

wir              red 
ihr               red 
sie               red 
Sie              red 
  • +e
  • +est
  • +et

  • +en
  • +et
  • +en
  • +en

Slide 7 - Slide

Selbständig arbeiten
- Wat: 




-Hoe: 


-Klaar: -schrijf de woordjes van Kapitel 4 Lektion 1, 2 en 3 van blz 44 op 
Na klar online. Kapitel 3
-Test jezelf 3.2: bezittelijke voornaamwoorden
- Test jezelf 3.4 zwakke werkwoorden met stam eindigend op -d en -t.
Kapitel 4: woordtrainer Kapitel 4.1 en 4.2
-alleen
-eerste 10 minuten niet praten en geen vragen, daarna fluisteren en vragen
timer
10:00
timer
5:00

Slide 8 - Slide

Schrijf de Duitse woorden op met de Nederlandse vertaling erachter!
  • der Wettkampf
  • schade
  • arbeiten
  • das Klettern
  • die Lust
  • verstehen
  • gegen
  • der Platz
  • vielleicht
  • die Ferien
  • der See
  • der Kurs
  • stolz
  • etwa
  • das Fechten
  • außerdem
  • de wedstrijd
  • jammer
  • werken
  • het klimmen
  • de zin
  • verstaan
  • tegen
  • de plaats
  • misschien
  • de vakantie
  • het meer
  • de cursus
  • trots
  • ongeveer
  • het schermen
  • bovendien

Slide 9 - Slide

Wie heeft als eerste een volle kaart.
  • verstaan
  • de zin
  • bovendien
  • het schermen
  • jammer
  • ongeveer
  • de cursus
  • werken
  • de wedstrijd
  • het meer
  • het klimmen
  • de plaats
  • de vakantie
  • tegen
  • trots
  • misschien

Slide 10 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren
  • na startsignaal: inpakken
  • wel blijven zitten - stil
  • dan sluit ik de les af!
  • dan: klaar :)
timer
1:00

Slide 11 - Slide

Schöne Ferien

Slide 12 - Slide