4hv - Les 5 P1 - vraagwoorden & vragen stellen

4HV - Les 5 P1
1 / 30
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

4HV - Les 5 P1

Slide 1 - Slide

am Mittwoch dem 20.9.2022


Klausur
Grammatik Teil 1

- (hulp)werkwoordjes ott en vtt
- vraagwoordjes

Slide 2 - Slide

Periode 1
- spreekopdracht  in Woche 39
- tweetallen
- MO (uitspraak en taak)

- Taaltaak in Woche 45

Slide 3 - Slide

Wiederholung
(hulp)werkwoorden

Slide 4 - Slide

Het werkwoord haben 
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hat
hast
habe
haben
habt
haben

Slide 5 - Drag question

Het werkwoord sein OVT
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
ist
bist
bin
sind
seid
sind

Slide 6 - Drag question

vraagwoorden

Slide 7 - Slide

Zoek de juiste vraagwoorden bij elkaar!
hoe?
waar?
waarvandaan?
wat?
wie?
wanneer?
wann?
woher?
wie?
wo?
Was?
wer?

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Slide

wanneer - ................. fährt dieser Bus?
A
Woher
B
Wann
C
Wohin
D
Wer

Slide 10 - Quiz

.......hat die Musik so laut gestellt?
A
wo
B
wie
C
was
D
wer

Slide 11 - Quiz

........ist hier ein Supermarkt?
A
wer
B
wie
C
wo
D
wohin

Slide 12 - Quiz

Hoe? - .......beginnt dieses Lied?
A
Woher
B
Wie
C
Welche
D
Wann

Slide 13 - Quiz

...............hat dich heute angerufen?
A
wer
B
warum
C
was
D
wie

Slide 14 - Quiz

Vraag tussendoor!

Slide 15 - Slide

Wat vraag je in het Duits als je iemand niet verstaat?

Slide 16 - Open question

Aandachtspuntje
wer?   (= wie?)
-> verandert van vorm
als de naamval verandert

Wer hat das gemacht?
Wen hast du gesehen?
Bei wem bist du jetzt?

Slide 17 - Slide

Wie heeft jou dat verteld?
.. hat dir das gesagt?
A
Wer
B
Wessen
C
Wem
D
Wen

Slide 18 - Quiz

Wie heb je dat verteld?
.. hat du das gesagt?
A
Wer
B
Wessen
C
Wem
D
Wen

Slide 19 - Quiz

Wiens tas is dat?
.. Tasche ist das?
A
Wer
B
Wessen
C
Wem
D
Wen

Slide 20 - Quiz

Wie heb ik nog niet genoemd?
... habe ich noch nicht erwähnt?
A
Wer
B
Wessen
C
Wem
D
Wen

Slide 21 - Quiz

Met wie gaat hij morgen weg?
Mit ... fährt er morgen ab?
A
Wer
B
Wessen
C
Wem
D
Wen

Slide 22 - Quiz

Voor wie is dit cadeautje?
Für ... ist dieses Geschenk?
A
Wer
B
Wessen
C
Wem
D
Wen

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Aandachtspuntje
welch-?   (= welk(e)?)
-> verandert van vorm
als de naamal / zelfst nw verandert (der-groep)
Welcher Mann?
Welche Frau?
Welches Kind?

Slide 26 - Slide

....... Sport (m) ist deine Lieblingssport?
A
Welche
B
Welcher
C
Welchen
D
Welches

Slide 27 - Quiz

....... Schüler haben es verstanden?
A
Welche
B
Welcher
C
Welchen
D
Welches

Slide 28 - Quiz

Met welke trein gaan we?
Mit ... Zug fahren wir?
A
welche
B
welcher
C
welchen
D
welchem

Slide 29 - Quiz

auf wiedersehen

Slide 30 - Slide