This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom
Ga op je vaste plek zitten.
Pak je lesboek, schrift en etui.
Pak je leesboek.
Laat de iPad in de tas.
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal.
Slide 1 - Slide
Vandaag
Lezen
Herhaling H2, 3 en 4
Nakijken huiswerk
Quiz
Slide 2 - Slide
Stil lezen
timer
10:00
Slide 3 - Slide
Lesdoel vandaag
Ik kan uitleggen welke tekstdoelen er zijn, welk doel een schrijver hiermee heeft en van elk tekstdoel kan ik twee voorbeelden noemen (tekstsoorten).
Slide 4 - Slide
Herhaling vorige lessen
H2, 3 en 4
Slide 5 - Slide
Tekstdoelen
Een schrijver heeft met een tekst altijd een bedoeling.
Om het tekstdoel te bepalen stel je jezelf de vraag: wat is het belangrijkste wat de schrijver met deze tekst wil bereiken?
Omdat de doelen van een schrijver van een tekst verschillend zijn, zijn er ook verschillende soorten teksten.Bij een bepaald tekstdoel hoort dus een bepaalde tekstsoort.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Informeren
Je leest feiten.
De tekst is objectief.
Er staat geen mening in.
De lezer leert iets.
Bijvoorbeeld:
krantenbericht, schoolboek, menukaart of een handleiding.
Slide 8 - Slide
Overtuigen
De mening van de schrijver staat centraal.
De schrijver gebruikt argumenten.
De schrijver wil de lezer overtuigen van zijn gelijk.
voorbeeld: recensies van films en boeken, betoog (betoog = lezers overtuigen om het standpunt van de schrijver in te nemen en de mening van de schrijver over te nemen)
Slide 9 - Slide
Beschouwen
De schrijver zorgt ervoor dat de lezer zijn eigen mening kan vormen
De schrijver geeft informatie, bijvoorbeeld voor- en nadelen of verschillende meningen van deskundigen
Voorbeeld: een artikel (met achtergrondinformatie) over wel of niet digitaal lesmateriaal gebruiken.
Slide 10 - Slide
Activeren
Je wordt aangespoord om iets te kopen of om bijvoorbeeld ergens naartoe te gaan. Een stapje verder dan overtuigen.
voorbeeld:
advertentie, reclame(folder), filmposter, formulier om lid te worden van de dierenbescherming, verkiezingsaffiche (affiche = poster)
Slide 11 - Slide
Amuseren
De schrijver wil dat je plezier beleeft.
voorbeeld:
stripverhaal, roman
Slide 12 - Slide
Tekstdoelen en tekstsoorten
5 Beschouwen
5. De schrijver wil dat de lezer een mening kan vormen over een bepaald onderwerp.
Wel of geen digitaal lesmateriaal
betoog
Slide 13 - Slide
Huiswerk nakijken
H4 opdracht 1 t/m 4
Slide 14 - Slide
Quiz na behandelen alle lesdoelen
Slide 15 - Slide
Informeren
Overtuigen
Amuseren
Activeren
De schrijver wil dat je iets te weten komt
De schrijver wil dat jij na het lezen van de tekst dezelfde mening hebt als hij
De schrijver wil je ontroeren of laten lachen
De schrijver wil dat je iets (niet) gaat doen
Slide 16 - Drag question
Slide 17 - Slide
Wat is het doel van deze tekst?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Slide
Welk doel hebben cabaretiers?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 20 - Quiz
Welk tekstdoel heeft een studieboek?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Activeren
Slide 21 - Quiz
Welk tektsdoel heeft de schrijver van een strip?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Activeren
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Slide
Welk doel heeft de schrijver hierbij?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Slide
Wat is het doel van een reclamefolder?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Activeren
D
Overtuigen
Slide 26 - Quiz
Uitleg
x
Slide 27 - Slide
Aan de slag
Maak je huiswerk;
Maak in tweetallen 10 quizvragen over hoofdstuk 2 t/m 4. Je maakt ook een antwoordenblad. Deze opdracht heb je 14 oktober af;
Ben je klaar? Dan mag je lezen.
Huiswerk
Noteer in je agenda:
H4 opdr. 5 en 6
Keuze: kies zelf wat je eerst wilt doen.
Slide 28 - Slide
Is de opdracht duidelijk?
?
Slide 29 - Slide
Zijn voor jou de lesdoelen behaald
Je kan uitleggen welke tekstdoelen er zijn, welk doel een schrijver hiermee heeft en van elk tekstdoel kan ik twee voorbeelden noemen.