Les 4 periode 1: hart&bloedsomloop 2

Les 5: hart & bloedsomloop 2
1 / 38
next
Slide 1: Slide
TrainingskundeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 5: hart & bloedsomloop 2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is nummer 5?
A
Rechter boezem
B
Linker boezem
C
Rechterkamer
D
Linkerkamer

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Wat is nummer 2?
A
Longader
B
Longslagader
C
Bovenste holle ader
D
Aorta

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat is dit voor een (slag)ader?
A
Kransslagader
B
Slagader
C
Haarvat
D
Ader

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste volgorde van de kleine bloedsomloop?
A
Li. boezem > li. kamer > longslagader > Longen > longader
B
Re. boezem > re. kamer > longslagader > longen > longader
C
Re. boezem > re. kamer > longader > longen > longslagader
D
Li. boezem > li. kamer > longader > longen > longslagader.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

De grote bloedsomloop voorziet alle organen van zuurstofrijk bloed
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Aders hebben een dikke, elastische wand.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet de slagader die uit linkerkamer komt?
A
Aorta
B
Longslagader
C
Longader
D
Onderste holle ader

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

De wanden van haarvaten zijn zo dun dat het bloed gemakkelijk opgenomen kan worden door een orgaan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

De kleine bloedsomloop voorziet de hersenen van zuurstofrijk bloed
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Lesdoelen

1) Uit welke 3 onderdelen bestaat bloed?
2) Welke 3 soorten bloedcellen zijn er?
3) Welke bloedgroepen zijn er? 
4) Hoe werken de antistoffen op de rode bloedcellen? 
5) Hoe bereken je de ideale HF, HMV & SV.
6) Leg de hartwerking uit (2 fasen)


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Bloed
Bloed bestaat uit: 
1) Bloedplasma (50-55%)
2) Plasma-eiwitten (5-10%)
3) Bloedcellen (40-45%)

Slide 12 - Slide

Plasma: 
  • Transport van cellen + nutriënten
  • Opwarmen en afkoelen

Plasma-eiwitten:
  • hormonen, eiwitten, antistoffen
  • zitten uiteraard in het bloedplasma

Bloedcellen
1) Rode bloedcellen (99%)
2) Witte bloedcellen (~1%)
3) Bloedplaatjes (~1%)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Rode bloedcellen
- Vervoert zuurstof
- Is rood
- Lijkt op een kussentje
- Wordt gemaakt in rood beenmerg
- Bevat géén celkern


Slide 14 - Slide

~ 25.000 Miljard rode bloedcellen
Rode kleur komt door hemoglobine
3.5 gram ijzer in lichaam (geur?)
100-120 dagen voor recyclen
per seconde ongeveer 2,4 miljoen nieuwe cellen
vormen 99% van de cellen in het bloed
40% van het volume van het bloed
Witte bloedcellen
- Zijn de soldaten van je bloed
- Zij maken antistoffen aan om lichaamsvreemde stoffen om te ruimen. 
- Worden ook gemaakt in het beenmerg
- Vermeerderen zich als je ziek bent. 

40-100 Miljard per 1 Liter bloed

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

=

Slide 16 - Slide

https://www.youtube.com/watch?v=9n6olywEJ4I
Bloedplaatjes
- Zijn soort brokjes

- Helpen bij het bloedstolling + het maken van een korstje over een wond. 

150-450 miljard per 1L bloed

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen

1) Uit welke 3 onderdelen bestaat bloed?
2) Welke 3 soorten bloedcellen zijn er?



Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Bloedgroepen


Welke bloedgroepen bestaan er? 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Bloedgroepen
Bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep 0

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Antistoffen
Zijn een soort 'medicijnen' tegen ziekteverwekkers (lichaamsvreemde stoffen). 


Als deze hechten aan de antigenen op de bloedcellen klontert het bloed > resultaat: de dood


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Hartwerking
Bij de hartwerking onderscheiden we 2 fasen:
o Systolische fase (samentrekken van de kamers)
o Diastolische fase (ontspanning van de kamers, bloed stroomt in de kamers vanuit de boezems)

Het 'geboem' wat je hoort van het kloppen van je hart is het sluiten van de kleppen. (Eerst de AV-klep en daarna de halvemaanvormige klep)

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Hartwerking 2
Jullie weten dat er 2 bloedsomlopen zijn. (Kleine en Grote)  Het bloed verloopt steeds op dezelfde manier. Bloed kan dus niet terugstromen. Deze stroming van bloed moet constant zijn en gebeurd door het kloppen van het hart. Je hart geeft dus een bepaalde druk mee zodat het bloed blijft stromen. Ga je sporten of zijn je aders vernauwd moet je hart harder werken en ontstaat er een grotere druk. 

Dat werkt zo: 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Hartwerking 3
Dat werkt zo:
• Bovendruk/systolische druk: bloed wordt vanuit de linker kamer uitgepompt de rest van je lichaam in.
• Onderduk/dyastolische druk: het hart ontspant om weer vol te lopen met bloed
• Optimale bloeddruk: 120 – 80 mm/Hg. Als je ouder wordt neemt vooral de bovendruk toe.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Testje
Meet in rust je hartfrequentie (HF).
Aantal slagen per 20 seconden * 3 = per minuut!

Slagvolume (SV):
Per slag gaat er 70ml bloed vanuit je hart door je lichaam.
Tijdens inspanning kan er per hartslag 125ml bloed door je lichaam gepompt worden.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Controleer HF (max)
Je hebt bepaald wat je rusthartslag is. Waarschijnlijk ligt deze tussen de 60 á 80 slagen per minuut.

Voor HF (max) gebruiken we de volgende berekening:
220 - je leeftijd = maximale hartslag

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Bereken je HMV
Hartminuut volume = hoeveelheid bloed per minuut door je hart.

Je hebt je HF (rust) al bepaald. SV (Slagvolume) is een vast gegeven. Zoek deze op in je boekje. Bereken nu je HMV

HMV = HF x SV

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen

1) Uit welke 3 onderdelen bestaat bloed?
2) Welke 3 soorten bloedcellen zijn er?
3) Welke bloedgroepen zijn er? 
4) Hoe werken de antistoffen op de rode bloedcellen? 


Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Resterende tijd
VOORBEELDVRAGEN VAN DE TOETS!


Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Hoe vaak je per minuut ademhaalt wordt bepaald door het volgende:
A
Diffusie
B
Zuurstof
C
Koolstofdioxide
D
Longblaasjes

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Waar vind de gasuitwisseling van O2 en CO2 plaats in de longen?

A
Luchtpijp
B
Bronchiën
C
Bronchiolen
D
Longblaasjes

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat is COPD?
A
Een verzamelnaam voor de ziektes: longemfyseem en bronchitis
B
Een soort astma
C
Een chronische aandoening van de luchtpijp
D
Een bloedprop in de longen

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er met je bloedvaten als je rookt?
A
De vaten raken verstopt
B
De vaten verwijden
C
De vaten sterven af
D
De vaten vernauwen

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Welke 2 soorten cellen vind je in het zenuwweefsel?
A
Zenuwcellen & steuncellen
B
Zenuwcellen & spiercellen
C
Zenuwcellen & dekcellen
D
Zenuwcellen & impulsen

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Welke stof wordt er altijd weer opgenomen in het bloed uit de voorurine?
A
Water
B
Zouten
C
Glucose
D
Bloedplasma

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Voor volgende week:
SUCCES MET DE TOETS!

40 VRAGEN
60% = VOLDOENDE.

Alle dia's zijn met jullie gedeeld via Lessonup! Je kunt deze inzien via inschrijving.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions