Grammatica woordsoorten: lidwoord en zelfstandig naamwoord

Grammatica woordsoorten: lidwoord en zelfstandig naamwoord
Welkom 1hv,
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: telefoons in de telefoontas.
Stap 2: Pak je schrift, boek en laptop.
Stap 3: Log in bij Lessonup met je eigen naam.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica woordsoorten: lidwoord en zelfstandig naamwoord
Welkom 1hv,
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: telefoons in de telefoontas.
Stap 2: Pak je schrift, boek en laptop.
Stap 3: Log in bij Lessonup met je eigen naam.

Slide 1 - Slide

Wat ga je doen?
Leerdoel: Ik kan het bepaald lidwoord, onbepaald lidwoord en het zelfstandig naamwoord herkennen in een zin.
Hoe bereik je dit doel?
  • Profielpagina: is deze ingeleverd?
  • Woorden verdelen
  • Uitleg: Lidwoord en zelfstandig naamwoord
  • Oefening: Lidwoord en zelfstandig naamwoord.
  • Instructie: Hoe ontleed je een zin taalkundig?
  • Huiswerk: blz. 30+ 31 opdracht 1, 3 en 4 in je schrift.

Slide 2 - Slide

Profielpagina
Profielpagina is vandaag ingeleverd.
Vrijdag 12 januari na je laatste les kom je naar lokaal 35 om de opdracht af te maken. Pas als de opdracht af is, mag je naar huis

Slide 3 - Slide

Woorden verdelen
Verdeel de volgende woorden in drie groepen: boekenlegger – boeket – fantasie – fraai – geniaal – geloven – lelijk – nietmachine – ontmoeten – regenen – soldaat – talent – tuinieren – vakantie – verhuizen


Welke groepen hebben jullie gemaakt?
Je doet de opdracht in tweetallen.

timer
5:00

Slide 4 - Slide

Lidwoord
Je hebt drie lidwoorden: de, het & een.
Bepaald lidwoord: de + het. Duidelijk wat het woord is.
Onbepaald lidwoord: een. Niet duidelijk.
Een verkleinwoord is een het-woord.

Voorbeeld: Een huis of het huis
Wist je dat mensen die Nederlands leren de lidwoorden erg moeilijk vinden?

Alleen lidwoord benoemen is fout. Je noemt het soort lidwoord erbij.


Slide 5 - Slide

Benoem het lidwoord uit de zin: In de lerarenkamer zitten drie mensen te praten.

Slide 6 - Open question

Benoem de lidwoorden uit de zin: Dit weekend is het openingsweekend van de film van James Bond.

Slide 7 - Open question

Zelfstandig naamwoord
Een mens, dier, plant, ding. (leraar, konijn, pannenkoekplant, pen)
Eigennamen: (Mick, Sophie, Nederland, Buitenpost, Spanje, IJssel)

Kenmerken zelfstandig naamwoord (zn):
  • Je kunt er vaak de, het, een voor zetten;
  • Je kunt er vaak enkelvoud en meervoud maken;
  • Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken;

Slide 8 - Slide

Benoem de zelfstandige naamwoorden uit de zin: Wanneer gaat er een concert van Ed Sheeran plaatsvinden?

Slide 9 - Open question

Hoe ontleed je een zin taalkundig (woordsoorten)?
1. Noteer alle woorden van de zin onder elkaar.
2. Benoem elk woord apart.
Voorbeeld: In de lerarenkamer zitten drie mensen te praten.
In = voorzetsel
de = bepaald lidwoord
lerarenkamer = zelfstandig naamwoord
zitten = hulpwerkwoord
drie = bepaald telwoord
mensen = zelfstandig naamwoord
te = voorzetsel
praten = zelfstandig werkwoord.

Slide 10 - Slide

Huiswerk
Maken in je schrift: Opdracht 1, 3 en 4 blz. 30+31  + Nieuw leesboek halen --> 12+ (c)
Hoe: Je werkt alleen en in stilte
Tijd: Tot het einde van de les
Uitkomst: Je kunt een zelfstandig naamwoord, bepaald lidwoord en onbepaald lidwoord herkennen en benoemen.
Klaar: Leesboek halen

Slide 11 - Slide