This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Bespreken huiswerk
Slide 1 - Slide
1. Wat heb je nodig?
1.4 Kom je uit met je geld?
Slide 2 - Slide
1.4 Kom je uit met je geld?
Ik kan beargumenteren waarom het verstandig is om een begroting te maken.
Ik kan uitgaven onderverdelen in vaste lasten, huishoudelijke uitgaven en incidentele uitgaven.
Ik kan berekenen hoeveel geld ik moet reserveren voor een aankoop in de toekomst.
Slide 3 - Slide
0
Slide 4 - Video
Leren budgetteren
Soorten inkomen
Mensen kunnen een inkomen hebben in de vorm van:
loon > inkomen uit arbeid
winst of verhuur > inkomen uit bezit
uitkering of toeslag > overdrachtsinkomen
Slide 5 - Slide
Loon is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen
Slide 6 - Quiz
De AOW is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen
Slide 7 - Quiz
Winst is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen
Slide 8 - Quiz
Een gage is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen
Slide 9 - Quiz
Pacht is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen
Slide 10 - Quiz
Kinderbijslag is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen
Slide 11 - Quiz
Rente is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen
Slide 12 - Quiz
Werkloosheidsuitkering is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen
Slide 13 - Quiz
Huur is een voorbeeld van...
A
inkomen uit arbeid
B
inkomen uit bezit
C
overdrachtsinkomen
Slide 14 - Quiz
Leren budgetteren
Soorten inkomen
Mensen kunnen een inkomen hebben in de vorm van:
loon > inkomen uit arbeid
winst of verhuur > inkomen uit bezit
uitkering of toeslag > overdrachtsinkomen
Slide 15 - Slide
Leren budgetteren
Soorten uitgaven
Dagelijkse uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
De gewone uitgaven die je betaald van het huishoudgeld (bijv. eten, drinken, persoonlijke verzorging)
De uitgaven die iedere maand of kwartaal terugkomen (bijv. rekening voor gas en elektriciteit, woonlasten, verzekeringen, contributies en abonnementen)
Uitgaven die je niet zo vaak doet of die niet regelmatig zijn (kleding, meubels, vakantie, reparaties)
Slide 16 - Slide
Aankoop groenten en fruit
A
incidentele uitgaven
B
dagelijkse uitgaven
C
vaste lasten
Slide 17 - Quiz
Aankoop van een cd-speler?
A
incidentele uitgaven
B
dagelijkse uitgaven
C
vaste lasten
Slide 18 - Quiz
Een abonnement op een tijdschrift?
A
incidentele uitgaven
B
dagelijkse uitgaven
C
vaste lasten
Slide 19 - Quiz
Aankoop van shampoo?
A
vaste lasten
B
dagelijkse uitgaven
C
incidentele uitgaven
Slide 20 - Quiz
Abonnement van je telefoon
A
dagelijkse uitgaven
B
incidentele uitgaven
C
vaste lasten
Slide 21 - Quiz
Contributie hockey
A
dagelijkse uitgaven
B
vaste lasten
C
incidentele uitgaven
Slide 22 - Quiz
Reparatie van een computer?
A
dagelijkse uitgaven
B
incidentele uitgaven
C
vaste lasten
Slide 23 - Quiz
Benzine tanken hoort bij de ...
A
dagelijkse uitgaven
B
incidentele uitgaven
C
vaste lasten
Slide 24 - Quiz
Aankoop van een computer?
A
dagelijkse uitgaven
B
incidentele uitgaven
C
vaste lasten
Slide 25 - Quiz
Een broodje kopen in de kantine
A
dagelijkse uitgaven
B
incidentele uitgaven
C
vaste lasten
Slide 26 - Quiz
Huur van een huis
A
dagelijkse uitgaven
B
incidentele uitgaven
C
vaste lasten
Slide 27 - Quiz
0
Slide 28 - Video
Leren budgetteren
Begroting
Begroting = Overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Budgetteren = Je uitgaven en inkomsten op elkaar afstemmen
Slide 29 - Slide
NIBUD
Nibud = Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
Onderzoek naar inkomsten en uitgaven van mensen
Advies geven over omgaan met geld
Advies over het maken van een overzicht van inkomsten en uitgaven.
Slide 30 - Slide
2.4 Leren budgetteren
Reserveren
Reserveren = sparen
Slide 31 - Slide
2. Budgetteren valt te leren
Je kan een huishoudboekje opstellen en dit sluitend maken.