v4 hst 2 samengevat

• biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Waar staan de genoemde organisatieniveaus in de juiste volgorde van klein naar groot.

1. organisme - cel - organel -weefsel
2. orgaan - weefsel - cel - organel
3. organel - cel - weefsel - orgaan
4. organel - orgaan - organisme - weefsel

Welke twee organellen zijn betrokken bij de eiwitsynthese in het cytoplasma?

1. Golgi-systeem en ribosomen
2. ruw ER en ribosomen
3. ruw ER en Golgi-systeem
4. celkern en ribosomen

Welke organellen vind je niet in een dierlijke cel?

1. celwand en lysosoom
2. celmembraan en celwand
3. plastide en celwand
4. chloroplast en lysosoom

Schimmels en dieren zijn altijd heterotroof.

1. welles
2. nietes

Planten en bacteriën kunnen auto- of heterotroof zijn.

1. welles
2. nietes

Als een plantencel er zo uitziet,
dan ligt die in een hypotone oplossing.

1. welles
2. nietes

Een dierlijke cel zou in deze situatie
..1.. omdat er geen ..2.. is

1. 1= zwellen 2 = celwand
2. 1= knappen 2 = celwand
3. 1= zwellen 2 = vacuole
4. 1= knappen 2 = vacuole

Bij welk membraantransportmechanisme hoort het volgende transport:

antiport

1. glucose samen met Na+ naar binnen
2. K+ naar buiten
3. K+ eruit en Na+ erin
4. CO2 de cel uit

Bij welk membraantransportmechanisme hoort het volgende transport:

diffusie

1. glucose samen met Na+ naar binnen
2. K+ naar buiten
3. K+ eruit en Na+ erin
4. CO2 de cel uit

Bij welk membraantransportmechanisme hoort het volgende transport:

symport

1. glucose samen met Na+ naar binnen
2. K+ naar buiten
3. K+ eruit en Na+ erin
4. CO2 de cel uit

wat is de complementaire DNA-streng van:

5' A T A G C G G C T A 3'

1. 3' A T C G G C G A T A 5'
2. 3' T A T C G C C G A T 5'
3. 3' A U A C G C C G U A 5'
4. 3' U A U C G C C G A U 5'

wat is de RNA-code die past bij
deze DNA-matrijsstreng:

3' A T A G C G G C T A 5'

1. 5' A T C G G C G A T A 3'
2. 5' T A T C G C C G A T 3'
3. 5' A U A C G C C G U A 3'
4. 5' U A U C G C C G A U 3'

wat is de RNA-code die past bij
deze coderende DNA-streng:

5' A T A G C G G C T A 3'

1. 5' A U C G G C G A U A 3'
2. 5' T A T C G C C G A T 3'
3. 5' A U A G C G G C U A 3'
4. 5' U A U C G C C G A U 3'

Voor welk aminozuur codeert
het codon U U A?

1. F = Phe = fenylalanine
2. L = Leu = Leucine
3. Y = Tyr = Tyrosine
4. S = Ser = Serine

Voor welk aminozuur codeert
het codon A G U?

1. F = Phe = fenylalanine
2. L = Leu = Leucine
3. Y = Tyr = Tyrosine
4. S = Ser = Serine

Voor welk aminozuur codeert
het codon U C A?

1. F = Phe = fenylalanine
2. L = Leu = Leucine
3. Y = Tyr = Tyrosine
4. S = Ser = Serine

Welke fase van de mitose zie je?

1. profase
2. metafase
3. anafase
4. interfase

Welke fase van de mitose zie je?

1. profase
2. metafase
3. anafase
4. interfase

Welke fase van de mitose zie je?

1. profase
2. metafase
3. anafase
4. interfase

Meiose of mitose?

1. meiose
2. mitose
3. beide kan

Meiose of mitose?

1. meiose
2. mitose
3. beide kan

Meiose of mitose?

1. meiose
2. mitose
3. beide kan

Meiose of mitose?

1. meiose
2. mitose
3. beide kan