Begr. lezen oefenen hv

begrijpend lezen
Oefenen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

begrijpend lezen
Oefenen

Slide 1 - Slide

Een paar algemene vragen over begrijpend lezen..

Slide 2 - Slide

Welke 5 tekstdoelen ken je?
timer
1:00

Slide 3 - Open question

Hoe is een tekst opgebouwd? Noem de 3 delen.
timer
1:00

Slide 4 - Open question

Waar of niet waar: de hoofdgedachte noteer je in een hele zin.
timer
1:00
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Waar of niet waar: het onderwerp van een tekst noteer je in een of enkele woorden
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Wat is het verschil tussen een feit en een mening?
Noem minimaal 2 eigenschappen van een feit.
timer
1:00

Slide 7 - Open question

Wat is het verschil tussen een feit en een mening?
Hoe herken je een mening
timer
1:00

Slide 8 - Open question

Feit of mening:
Vandaag is het donderdag.
A
feit
B
mening

Slide 9 - Quiz

Feit of mening?
Hij praat heel snel.
A
mening
B
feit

Slide 10 - Quiz

Leesvaardigheid
Lees het artikel op de volgende slide.
Er volgen een aantal vragen over.
timer
1:00

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Schrijf de kernzin van de tweede alinea.
timer
1:00

Slide 13 - Open question

In dit artikel staan vooral..
A
feiten
B
meningen

Slide 14 - Quiz

Het tekstdoel van deze tekst is...
A
mening geven
B
amuseren
C
informeren
D
overtuigen

Slide 15 - Quiz

Lees het artikel op de volgende website.

Er volgen tot slot een aantal vragen over.
timer
1:00

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Worden er in deze tekst citaten gebruikt?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

Wat bedoelt de schrijver met "De zangeres zet ook haar collega's in het zonnetje"?
A
De collega's gingen naar buiten om in de zon te zitten.
B
De zangeres gaf aandacht aan haar collega's.
C
De zangeres geeft haar collega's op een positieve manier aandacht.
D
De zangeres werd erg lief gevonden door haar collega's.

Slide 19 - Quiz

Hoe wordt deze tekst afgesloten?
A
Met een conclusie
B
Met een samenvatting
C
Met een advies
D
Er is geen slot

Slide 20 - Quiz