This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.
Items in this lesson
Welkom
Gedichtje
Slide 1 - Slide
Je leert vandaag over het juist gebruik van interpunctie
Leestekens: de punt, de komma en aanhalingstekens
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Wanneer je een punt, komma, en aanhalingstekens gebruikt;
Twintig dicteewoorden.
Slide 3 - Slide
Punt
Leesteken dat wordt gebruikt aan het eind van een zin die geen vraag of uitroep is, en bij afkortingen waarvan je de hele woorden uitspreekt
Slide 4 - Slide
De punt wordt gebruikt om het einde van de zin aan te geven.
Slide 5 - Slide
Wanneer gebruik je een punt?
Slide 6 - Slide
Wanneer gebruik je een punt niet?
Slide 7 - Slide
komma
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
aanhalingstekens
Aanhalingstekens worden gebruikt voor de letterlijke weergave van geschreven of gesproken woorden, en om woorden met een speciale status te markeren.
Slide 10 - Slide
Bij de directe rede.
‘Three, two, one – we have a lift off,’ galmde de stem in de controlekamer. De professor werd meteen geïnterviewd: ‘Wat betekent dit resultaat?’ ‘Dit is een enorme stap voorwaarts,’ vertelde ze trots, ‘want in de toekomst zullen we per raket reizen.’
Slide 11 - Slide
Als je een woord ironisch (spottend) gebruikt.
Wat een ‘interessant’ verhaal vertelde Carolien weer!
Slide 12 - Slide
Bij een letterlijk stukje tekst dat je overneemt.
Op nu.nl staat: ‘Veel stranden verdwijnen’.
Bij een zelfbedacht woord.
Om mensen aan het lezen te houden, wordt literatuur soms ‘verstript’.