1.7 BK Taalverrijking

Waar zoek je een woord in het woordenboek?

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Waar zoek je een woord in het woordenboek?

Slide 1 - Slide

Waar zoek je het woord in het woordenboek?
Sleep het woord naar het juist antwoord.
voorin
middenin
achterin
moeiteloos

Slide 2 - Drag question

Waar zoek je het woord in het woordenboek?
Sleep het woord naar het juist antwoord.
voorin
middenin
achterin
uiteraard

Slide 3 - Drag question

Waar zoek je het woord in het woordenboek?
Sleep het woord naar het juist antwoord.
voorin
middenin
achterin
controle

Slide 4 - Drag question

Waar zoek je het woord in het woordenboek?
Sleep het woord naar het juist antwoord.
voorin
middenin
achterin
xylofoon

Slide 5 - Drag question

Waar zoek je het woord in het woordenboek?
Sleep het woord naar het juist antwoord.
voorin
middenin
achterin
drogist

Slide 6 - Drag question

Waar zoek je het woord in het woordenboek?
Sleep het woord naar het juist antwoord.
voorin
middenin
achterin
kameleon

Slide 7 - Drag question

Zelfstandig nw in het meervoud

Slide 8 - Slide

Zelfstandig nw in het meervoud
huizen - > huis
bergen -> berg

Je zoekt bij het zelfstandig nw in het enkelvoud


Slide 9 - Slide

Verkleinwoorden

Slide 10 - Slide

Verkleinwoorden
duimpje -> duim
kistje -> kist
weggetje -> weg
dus bij het zelfstandig nw in het enkelvoud

Slide 11 - Slide

bijvoeglijke naamwoord

Slide 12 - Slide

bijvoeglijke naamwoord
moeilijke - > moeilijk
rode -> rood
bekwame -> bekaam
dus bij de kortste vorm

Slide 13 - Slide

Werkwoordsvorm

Slide 14 - Slide

Werkwoordsvorm
juicht -> juichen
gewaardeerd -> waarderen
bemoeit -> bemoeien
dus bij het hele werkwoord

Slide 15 - Slide

scheidbare werkwoorden

Slide 16 - Slide

scheidbare werkwoorden
Voeg toe -> toevoegen
stel vast -> vaststellen
draagt bij -> bijdragen

dus bij het hele werkwoord

Slide 17 - Slide

leidt af ->
gefascineerd ->
ruitertje ->

Slide 18 - Slide

voeg toe
zelfst. nw. enkelvoud
zelfst. nw. enkelvoud
hele werkvoord
hele werkwoord
moeilijke
vestingen
kortste vorm

kannetje
lacht
Verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord meervoud
scheidbaar werkwoord
werkwoordsvorm
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Drag question

stel vast
bezielde
verkleinwoord
regeringen
kettinkje
hele werkwoord
zelfstandig naamwoord enkelvoud
zelfstandig naamwoord enkelvoud

Slide 20 - Drag question

Stap 1

Stap 2

Stap 3

Stap 4

Kees een stukje terug of verder, kijk of het woord wordt uitgelegd.
Kijk naar bekende stukjes in het woord.
Kijk naar de plaatjes bij de tekst.
Vraag de betekenis of zoek op in een woordenboek.

Slide 21 - Drag question

Stap 1

Stap 2

Stap 3

Stap 4

Kees een stukje terug of verder, kijk of het woord wordt uitgelegd.
Kijk naar bekende stukjes in het woord.
Kijk naar de plaatjes bij de tekst.
Vraag de betekenis of zoek op in een woordenboek.

Slide 22 - Drag question

Slide 23 - Drag question

zelfst. nw
zelfst. nw. enkelvoud
zelfst. nw. enkelvoud
hele werkvoord
hele werkwoord
bijvoeglijk nw
zelfst. nw meervoud
kannetje
verkleinwoord

Verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord meervoud
scheidbaar werkwoord
zelfst. nw enkelvoud

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 24 - Drag question

verkleinwoord
scheidbaar ww
bijvoeglijk nw
zelfst. nw. meervoud
werkwoordsvorm
zelfstandig nw. enkelvoud
hele werkwoord

kortste vorm
zelfstandig nw. enkelvoud
hele werkwoord

Slide 25 - Drag question

1
2
3
4
5

Slide 26 - Drag question

citaat [sietaat] (< Lat.) o. (citaten) letterlijke herhaling van wat iemand heeft gezegd
concluderen (< Lat.) (concludeerde, h. geconcludeerd) besluiten
functie [funksie] (< Lat.), v. (-s) 1. taak, beroep 2. werking de ~ van de maag 3. begrip uit de wiskunde
trottoir [trotwaar] (< Fr.), o. (-s), verhoogd en bestraat voetpad naast de rijweg, stoep

Slide 27 - Slide