3.3
Experiment 1: Magnesiumlint en zoutzuur.
Reactieverschijnselen = kleurverandering
klopt dit?
Reactieverschijnselen = kleurverandering
klopt dit?
A
Ja
B
Nee
1 / 16
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Experiment 1: Magnesiumlint en zoutzuur.
Reactieverschijnselen = kleurverandering
klopt dit?
Reactieverschijnselen = kleurverandering
klopt dit?
A
Ja
B
Nee
Slide 1 - Quiz
Experiment 1: magnesiumlint + zoutzuur
Reactieverschijnsel = bruisend, troebel
Reactieverschijnsel = bruisend, troebel
A
ja
B
nee
Slide 2 - Quiz
Experiment 2: IJzer(III)chloride met Kaliumthiocyanaat.
Veranderende stofeigenschap: het wordt donker rood/oranje
Veranderende stofeigenschap: het wordt donker rood/oranje
A
ja
B
nee
Slide 3 - Quiz
Experiment 3: IJzer(II)chloride met Natronloog.
Reactieverschijnsel: Het wordt donker-groen
Reactieverschijnsel: Het wordt donker-groen
A
ja
B
nee
Slide 4 - Quiz
Experiment 4: Staalwol en zuurstof
Tijdens dit experiment zien we de staalwol die donkergrijs is van kleur veranderen. Ook zien we vonken. Op een gegeven moment houden de vonken op, de wol is veel donkerder geworden.
Wat zijn hier de reactieverschijnselen en wat de veranderde stofeigenschappen?
Tijdens dit experiment zien we de staalwol die donkergrijs is van kleur veranderen. Ook zien we vonken. Op een gegeven moment houden de vonken op, de wol is veel donkerder geworden.
Wat zijn hier de reactieverschijnselen en wat de veranderde stofeigenschappen?
timer
1:00
Slide 5 - Open question
Leg uit:
a: Wat reactieverschijnselen zijn en hoe je ze herkent.
b: Wat veranderende stofeigenschappen zijn en hoe je die herkent.
a: Wat reactieverschijnselen zijn en hoe je ze herkent.
b: Wat veranderende stofeigenschappen zijn en hoe je die herkent.
timer
1:00
Slide 6 - Open question
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Aluminium reageert met zuurstof tot aluminiumoxide. Maak het reactieschema.
Slide 9 - Open question
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Waterstofchloride reageert met ammoniak tot salmiak. Het reageert in de verhouding 15 : 7
a: Je hebt 70 gram waterstofchloride hoeveel ammoniak heb je nodig?
b: Hoeveel salmiak ontstaat er?
a: Je hebt 70 gram waterstofchloride hoeveel ammoniak heb je nodig?
b: Hoeveel salmiak ontstaat er?
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Massaverhouding waterstofchloride : ammoniak = 15 : 7
Er reageert 50 gram waterstofchloride met 30 gram ammoniak.
Welke stof is in overmaat?
Er reageert 50 gram waterstofchloride met 30 gram ammoniak.
Welke stof is in overmaat?
