This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
- De trappen van vergelijking
- gebruik van als en dan
- Je kent de trappen van vergelijking
- Je weet wanneer je 'als of 'dan' in een zin moet gebruiken
We kennen drie trappen van vergelijking:
- stellende trap leuk mooi
- vergrotende trap leuker mooier
- overtreffende trap leukst mooist
De meeste woorden krijgen:
- bij de vergrotende trap - er liever
- bij de overtreffende trap - st liefst
Een woord dat eindigt op:
...r > vergrotende trap raar > raarder
...s > overtreffende trap vies > viest
...st > overtreffende trap verrast > meest verrast
ander woord: goed > beter > best
Na stellende trap > als
Hij is even lang als ik (ben)
Na vergrotende trap > dan
Hij is langer dan ik (ben)
Maak de zin langer!
Niels is net zo slim als zij (is), maar slimmer dan ik (ben)
Niels is net zo slim als haar (is), maar slimmer dan mij (ben)