Stap 1. Informatie verzamelen en observeren

Werken met het plan, methodisch handelen
Stap 1. Informatie verzamelen 
1 / 36
next
Slide 1: Slide
Werken met het planMBOStudiejaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Werken met het plan, methodisch handelen
Stap 1. Informatie verzamelen 

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je legt uit hoe de intake van een cliënt bij een zorgorganisatie verloopt.
  • Je benoemt welke bronnen je raadpleegt om gegevens te verzamelen.
  • Je benoemt op welke manieren je gegevens van een zorgvrager kunt verzamelen.
  • Je benoemt welke gegevens bij de beginsituatie beschreven wordt.  

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Informatie verzamelen
  • Kennismaken met de cliënt. 
  • Beginsituatie  vaststellen (let op: MZ moet dit voor de ontwikkelscan doen, 1. Inventariseert de ondersteuningsvragen van de cliënt, O1) :
    - Gezinssituatie/ leefwereld
    - Gezondheidstoestand/ stoornissen/ beperkingen/ handicaps
    - De ontwikkeling, per ontwikkelingsgebied. 
  • Gesprekken (o.a. intakegesprek)
  • Observeren
  • Informatie van derden
  • Het netwerk in kaart brengen
  • Hulpmiddelen en methodes om informatie te verzamelen, zoals: MEWS denkhulp, SAMPC methode, SBAR-methode, positieve gezondheid, het Omaha-systeem, ICF-model. 

Slide 4 - Slide

De intake
Bij crisisopname vindt de intake gelijk plaats bij opname. Het intakegesprek richt zich op het verzamelen van gegevens en het in kaart brengen van de ondersteuningsbehoefte van de nieuwe cliënt. 

  • Gestandaardiseerd intakegesprek
  • Half-gestandaardiseerd intakegesprek
  • Open intakegesprek.

Slide 5 - Slide

Voorbereiden intakegesprek
  • Lees van te voren de informatie in het ECD.
  • Zorg ervoor dat je voldoende kennis hebt over de eventuele beperking van de cliënt.
  • Zorg ervoor dat je tijdens het intakegesprek in een rustige omgeving kunt zitten waar jullie niet gestoord worden en waar anderen niet kunnen meeluisteren. 
  • Zorg ervoor dat je van tevoren alle benodigde (digitale) papieren hebt verzameld.
  • Vaak heeft de zorgorganisatie een protocol, checklist of richtlijn voor het intakegesprek. 

Slide 6 - Slide

Uitvoeren intakegesprek
  • Ga echt in gesprek en gebruik de vragenlijsten als richtlijn.
  • Gebruik het intakegesprek ook om informatie te geven over de zorgorganisatie en wat de cliënt van de ondersteuning kan verwachten. Ga na of:
      - duidelijk is welke zorgprofessionals de cliënt gaan begeleiden en wat zij gaan doen;
      - de cliënt weet welke ondersteuning geleverd gaat worden;
      - de cliënt en zijn naasten de contactgegevens van de zorgorganisatie hebben;
      - de cliënt en zijn naasten alle informatie hebben over de zorgorganisatie. 


Slide 7 - Slide

Verwerken van gegevens
Het verslag van het intakegesprek is de start van het ondersteuningsplan van de cliënt. 

Op basis van deze eerste gegevens kan de persoonlijk begeleider een begin maken met het in kaart brengen van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt en het opstellen van doelen in het ondersteuningsplan. 

Slide 8 - Slide

Waarnemen (vrije observatie)
  • Iedereen doet het;
  • Altijd;
  • Bewust/ onbewust;
  • Zintuigen
  • Ontvangen van signalen uit omgeving

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Observeren
  • Bewust waarnemen
  • Doelgericht
  • Zintuigen
  • Met je waarnemingen ga je iets doen --> actie ondernemen

Observeren: het verzamelen van feitelijke (ofjectieve) informatie verkregen door het gebruik van je zintuigen. 

Slide 11 - Slide

Gebruik van zintuigen bij observeren
Kijken
Luisteren
Tast
Reuk

Slide 12 - Slide

Vrije observatie vs gerichte observatie
Vrije observatie
Gerichte observatie
Tijdens je werk constant opletten wat er gebeurd
Tijdens je werk een moment kiezen dat je gaat observeren met een doel en nagedacht hebt over de methode/ techniek/ hulpmiddel
Je observeert, interpreteert en handelt indien nodig
Je observeert en schrijft een observatieverslag. Dit wordt besproken en daarna worden acties ondernomen. 

Slide 13 - Slide

Het observatieplan
1. Bepaal de beginsituatie
2. Verzamel achtergrondgegevens
3. Bepaal het doel en de doelgroep
4. Maak observatievragen
5. Kies een manier van registreren
6. Bepaal de observatiesituaties
7. Stel de observatiedata en tijdstippen vast
8. Kies een manier van observeren

Slide 14 - Slide

Observatie regels
1. Neem jezelf niet als norm.
2. Wees je bewust van je eigen projecties.
3. Leg geen verbanden tussen uiterlijk en gedrag.
4. Houd je bij de feiten.
5. Zie de persoon niet los van de groep.
6. Als je in een situatie ingrijpt, beïnvloed je de observatie. 

Slide 15 - Slide

Waarnemingsfouten
  • Eigen mening van de observator
  • Emotionele betrokkenheid
  • Halo-effect: op basis van een sympathieke eigenschap iemand beoordelen in alles wat hij doet. Diegene kan eigenlijk niets meer fout doen. Je ziet het niet, het is een onbewust proces. 
  • Horn-effect: een  negatieve eigenschap beïnvloedt je kijk op de persoon. Deze eigenschap overschaduwt de positieve eigenschappen die de persoon heeft. Onbewust proces.
  • Vooroordeel.
  • Projectie.
  • Stemming.
  • Ervaring. 

Slide 16 - Slide

Welke valkuil past bij de situatie?
Je ziet een cliënt tikken met zijn pen op de tafel. Jij doet dit ook altijd als je zenuwachtig bent, daarom vermoed je dat de cliënt dit ook is.

Je hebt een cursus ADHD gevolgd en de volgende dag lijkt het alsof een stuk meer cliënten hiervan kenmerken vertonen.

Je collega geeft aan dat zij denkt dat een cliënt depressief is. Dit heeft je waarneming al beïnvloed. 

Slide 17 - Slide

Welke valkuil past bij de situatie?
Je merkt dat je in de donkere wintermaanden negatiever naar cliënten toekijkt dan als de dagen langer worden en het zonnetje schijnt.

Een van je cliënten klaagt en zeurt om alles. Dat hij erg goed kan koken en behulpzaam is naar de medebewoners zie je niet.

Slide 18 - Slide

Objectieve en subjectieve waarnemingen
Objectieve gegevens kun je meten, of zijn vaststaand als feit.

Subjectieve gegevens zijn gebaseerd op persoonlijke beleving (waarnemen door een gekleurde bril). 

Slide 19 - Slide

Objectief observeren 
Bekijk de video en observeer het schoolkind. Schrijf op welk concreet gedrag je observeert. 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Soorten observaties
  • Gestructureerde en ongestructureerde observatie.
  • Participerende en niet-participerende observatie. 
  • Verhulde en onverhulde observatie
  • Directe en indirecte observatie.

Slide 22 - Slide

Gestructureerde en ongestructureerde observatie.
Gestructureerde observatie: van tevoren afstemmen welk gedrag, hoe er geobserveerd gaat worden en hoe het in een observatieformulier vastgelegd wordt.

Ongestructureerde observatie: vooraf is niet afgestemd welke informatie je wilt hebben en wat belangrijk is. Je bent alleen gericht op enkele thema's, waardoor er risico is op subjectieve vertekening. Die kans is bij gestructureerde observatie kleiner. 

Slide 23 - Slide

Participerende en niet-participerende observatie
Niet-participerende observatie: de observator neemt geen deel aan de activiteiten die hij observeert. Hij blijft zoveel mogelijk buiten de situatie en bekijkt het vanaf een afstand.

Participerende observatie: de observator is in de situatie aanwezig en neemt deel aan de activiteiten in de situatie waardoor je het gedrag, denkbeelden, gevoelens en ambities van mensen kan ervaren. Wanneer je dit te sterk doet kun je daar mogelijk geen afstand van nemen en niet meer objectief kijken. 

Slide 24 - Slide

Verhulde en onverhulde observatie
Verhulde observatie: de observator maakt vooraf niet bekend dat hij gaat observeren. Door het undercover te doen, gaan de cliënten geen andere gedragingen vertonen. De observator loopt wel de kans ontmaskerd te worden en dat de cliënten daardoor zich anders gaan gedragen.

Onverhulde observatie: de observator maakt vooraf wel bekend bij wie hij gaat observeren. De cliënten kunnen hun gedrag veranderen, doordat ze beseffen dat ze worden geobserveerd. 

Slide 25 - Slide

Directe en indirecte observatie
Directe observatie: de observator is fysiek aanwezig op de observatieplek.

Indirecte (externe) observatie: de observator bekijkt de situatie via doorkijkspiegels, 'one way screens' of kijkt het terug via een video-opname. 

Slide 26 - Slide

Hij doet heel boos tegen mw. de Jong.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 27 - Quiz

Hij reageerde angstig op het geluid.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 28 - Quiz

Hij speelde tot etenstijd met de blokken.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 29 - Quiz

Toen de vrachtwagen voorbijreed, stond zij stil, deed zij haar handen voor haar ogen en gilde hard. Het gillen stopte toen de vrachtwagen om de hoek was.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 30 - Quiz

Maak het objectief: Hij reageerde agressief.

Slide 31 - Open question

Maak het objectief: Het duurde nogal lang totdat zijn woedeaanval ophield.

Slide 32 - Open question

Maak het objectief: Jeroen zeurt de hele tijd over zijn overleden papegaai.

Slide 33 - Open question

Hoe zit het op je werkplek?
Bespreek met elkaar de volgende vragen:

  • Op welke wijze verzamelen jullie informatie over jullie zorgvrager?
  • Wie is er hier verantwoordelijk voor?
  • En hoe wordt dit verwerkt?

Slide 34 - Slide

Ontwikkelscan MZ 3 en MZ 4
Voor volgende periode (theorie heb je nu gehad, wellicht in de vakantie doen?)

01. Inventariseert ondersteuningsvragen van de cliënt, V3 gezondheidskenmerken en V5 observeren.

Je mag ook kijken naar de overige opdrachten voor de ontwikkelscan. Je zou deze alvast kunnen gaan maken. 

Slide 35 - Slide

Ontwikkelscan VIG
Voor volgende periode (theorie heb je nu gehad, wellicht in de vakantie doen???)

01. Onderkent de gezondheidstoestand op het somatisch en psychosociaal gebied, O1, O2 en O3. 

Slide 36 - Slide