EVE klas 3 Leesvaardigheid theorie

Wat hoort NIET bij de opmaak
van een tekst?
A
verdeling tekst over de bladzijde
B
soort en grootte van het lettertype
C
gebruik van kleur
D
bron van de tekst noemen
1 / 26
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2-4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat hoort NIET bij de opmaak
van een tekst?
A
verdeling tekst over de bladzijde
B
soort en grootte van het lettertype
C
gebruik van kleur
D
bron van de tekst noemen

Slide 1 - Quiz


wat is een deelonderwerp?
wat is een deelonderwerp?
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een onderdeel van het onderwerp
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea

Slide 2 - Quiz

Wat is globaal lezen?
A
de hele tekst lezen
B
de kopjes lezen
C
bedenken waar de tekst over gaat
D
de eerste en laatste zinnen van de alinea's lezen

Slide 3 - Quiz

waar dient een opmaak voor?
A
voor de mooiheid
B
voor advertenties
C
Aandacht trekken
D
om informatie toe te voegen

Slide 4 - Quiz

Wat hoort er niet bij beeld en opmaak?
A
illustraties
B
lettertype
C
deeltitels
D
signaalwoorden

Slide 5 - Quiz

Onderwerp en hoofdgedachte:
Wat kan géén hoofdgedachte zijn?
A
Jongetje stoot beeld van 4.000 euro om en moet betalen.
B
Honden troosten kinderen na aanslag in VS.
C
Stortbui in Limburg.
D
Kangoeroe huppelt door weiland op Texel.

Slide 6 - Quiz


Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Wat betekent het woord hoofdgedachte?
A
de belangrijkste zin van een alinea
B
het onderwerp van de tekst
C
een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent
D
het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin

Slide 7 - Quiz


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn zegt dat er wel vaker spinnen gevonden worden in bakjes druiven.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 8 - Quiz

Opsommend tekstverband
Tijdsvolgorde
Tegenstellend tekstverband
Concluderend tekstverband
Samenvattend tekstverband
Oorzaak/gevolg

Slide 9 - Drag question

Toelichtend tekstverband
Voorwaardelijk tekstverband
Opsommend tekstverband
Samenvattend tekstverband
Oorzakelijke tekstverband
Tegenstellend tekstverband
Chronologisch tekstverband
Concluderend tekstverband
dus
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 10 - Drag question

Tekstverbanden:

Concluderend

Redengevend

Tegenstellend

Opsommend
timer
1:30
toch
en
nog
maar
dus
want
concluderend
omdat

Slide 11 - Drag question

Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 12 - Drag question

Artikel
Hoe zit het ook al weer? 

Nieuw Nederlands blz. 122 en 123 + Classroom + LessonUp

Slide 13 - Slide

Functie van beelden

verduidelijken wat er wordt gezegd
nieuwe informatie toevoegen
gevoelens oproepen bij de kijker

Slide 14 - Slide

Noteer

Jouw mening over klimaatverandering
Geef hier een argument bij

Slide 15 - Slide

Lay-out van een tekst
Lay-out = opmaak
Bestaat uit: titel, tussenkopjes, lettertype, lettergrootte, gebruik van kolommen en tekstkleur

Afbeeldingen: ondersteunen van de tekst
Functies: aandacht trekken/ nieuwe informatie toevoegen/ informatie duidelijker maken/ aansporen iets te doen

Slide 16 - Slide

Artikel
Opbouw artikel:
Titel (als laatste, want moet passen bij de tekst)
Inleiding: begin met een gebeurtenis, vraag, situatie, grappig weetje. Verder geef je jouw mening (zonder argumenten) of schets de situatie. Je begint niet met "Ik".
Kern: bestaat vaak uit 2 alinea's. Hierin komt de gevraagde inhoud, jouw argumenten, de voor- en nadelen. Omschrijf het duidelijk en gebruik voorbeelden of uitleg om jouw argumenten nog steviger neer te zetten.
Slot: Hier komt de conclusie (Dus... Kortom...) Je herhaalt kort jouw mening en de argumenten. Je kunt een aanbeveling doen (Als ik een tip mag geven... )/ toekomstverwachting (In de toekomst zal ....)/ enz. en sluit af met een "knaller".
Tussen elk onderdeel een witregel + afsluiten met naam en klas



Slide 17 - Slide

Tekstverband en signaalwoord
Voorbeeld: zo, zoals, bijvoorbeeld, denk aan, neem nou, onder andere
Oorzaak - gevolg: daardoor, doordat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van (Mijn band was lek, daardoor moest ik lopen.)

Slide 18 - Slide

Mening, argument, conclusie
Mening
eens/ oneens       ik vind, volgens mij, zij denkt dat...
Argument
ondersteunt mening/ waarom persoon deze mening heeft
want, omdat, namelijk, immers
Conclusie: 
Kort mening en argumenten herhalen
dus, concluderend, dat betekent

Slide 19 - Slide

hoofdgedachte 
Hoofdgedachte is vaak te vinden:

  • in de inleiding of het slot van de tekst

Vraag bij hoofdgedachte:
Wat is het belangrijkste wat er in de hele tekst over het onderwerp wordt gezegd?



Slide 20 - Slide

Hoofdgedachte
Wat de schrijver van de tekst over een onderwerp schrijft,
noem je de HOOFDGEDACHTE.

Met andere woorden: de hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.

Slide 21 - Slide

Onderwerp: 
Black Friday 
Deelonderwerp:
Ontstaan van Black Friday 
Deelonderwerp:
Drukte in de stad.
Deelonderwerp:
Goede aanbiedingen of onzin aanbiedingen
Middenstuk: 

Alinea 3

Alinea 4
Alinea 2

Slide 22 - Slide

Deelonderwerp

Een deelonderwerp is een tekstgedeelte dat een deel van het onderwerp behandelt.

Het deelonderwerp: één alinea  

Tussenkopje vertelt wat het deelonderwerp is.


Slide 23 - Slide

Deelonderwerp
  • Elke alinea heeft een eigen     deelonderwerp.
  • Elk deelonderwerp heeft met het   hoofdonderwerp te maken.
  • Het tussenkopje van een alinea geeft vaak informatie over het deelonderwerp. 

Slide 24 - Slide

Onderwerp: Nationaal Schoolontbijt wil basisschoolkinderen het hele jaar ontbijt geven.  
Deelonderwerp:
Hoe kan een school meedoen?
Deelonderwerp:
Afhankelijk van subsidies.
Deelonderwerp:
Gevolgen van armoede.

Slide 25 - Slide

Deelonderwerpen
Soms één alinea, soms meerdere per deelonderwerp.
Tussenkopje geeft vaak aan wat het deelonderwerp is.

Globaal lezen: eerste en laatste zin van de alinea.
Zoeken lezen: je hebt een stukje tekst nodig over een specifiek deelonderwerp.
Let op: tussenkopjes, anders gedrukte woorden, opvallende tekens. 

Slide 26 - Slide