Hoofdstuk 2.2

Hoofdstuk 2
- vandaag gaan we beginnen met een lesson up over Hoofdstuk 2
- wanneer we hiermee klaar zijn gaan je de oefentoets doen in je online boek

1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2
- vandaag gaan we beginnen met een lesson up over Hoofdstuk 2
- wanneer we hiermee klaar zijn gaan je de oefentoets doen in je online boek

Slide 1 - Slide

Het regelmatig werkwoord: Wat moet je als eerst doen als je het werkwoord ziet
A
de laatste twee letters eraf halen
B
kijken naar het onderwerp en daarachter een letter doen

Slide 2 - Quiz

Het ezelsbruggetje -er werkwoorden is
A
Een eskimo eet ons ezeltje enthousiast
B
Een eenhoorn eet ons ezeltje enthousiast

Slide 3 - Quiz

Ezelsbruggetje

Slide 4 - Slide

De stam van het werkwoord 'adorer' is ......
A
adoré
B
adorer
C
adores
D
ador

Slide 5 - Quiz

Als ik een werkwoord vervoeg ...
A
zoek ik de juiste uitgang bij het onderwerp
B
kies ik een uitgang die ik leuk vind
C
zet ik steeds dezelfde letters achter het werkwoord
D
kies ik de uitgang die het beste klinkt

Slide 6 - Quiz

De stam van het werkwoord 'détester' is ......
A
détestes
B
détester
C
détest
D
détestons

Slide 7 - Quiz

werkwoorden op - er
Je ................... (danser)
A
dansons
B
dansez
C
dansent
D
danse

Slide 8 - Quiz

werkwoorden op - er
Elles ... (danser)
A
danse
B
danses
C
dansez
D
dansent

Slide 9 - Quiz

De stam van het werkwoord 'manger' is .......
A
mangé
B
mang
C
manges
D
manger

Slide 10 - Quiz

Werkwoorden op ER
Elle regard...
A
e
B
es
C
ons
D
ez

Slide 11 - Quiz

Werkwoorden op ER
Elles cherch...
A
e
B
es
C
ons
D
ent

Slide 12 - Quiz

ik
jij
hij
zij
wij
jullie
zij(m)
zij (v)
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils

Slide 13 - Drag question

ik 
jij 
hij 
zij
elle
je
il
tu

Slide 14 - Drag question

Sleep het juiste antwoord naar de juiste vorm
parles
parlons
parle
je (parler)
Nous (parler)
tu (parler)

Slide 15 - Drag question

Sleep het juiste antwoord naar de juiste vorm
parlent
parle
parlez
vous (parler)
il/elle (parler)
ils/elles (parler)

Slide 16 - Drag question

je
tu
elles
nous
il
wij
ik
jij
hij
zij

Slide 17 - Drag question

avoir=
hebben
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 18 - Drag question

De ontkenning
Wat is de ontkenning in het Nederlands...?
Wat is de ontkenning in het Frans...?

Slide 19 - Slide

De ontkenning
Maak de volgende zinnen ontkennend:
Vous parlez français.
Nous habitons à Paris
Je suis néerlandais.

Slide 20 - Slide

Eerst even wat getallen tot 20 herhalen. Sleep de getallen naar de juiste plaats op de lineaal :
treize
trois
zéro
six

onze
seize
vingt

Slide 21 - Drag question


Maak ontkennend:
Simon habite à Orléans.
A
Simon ne habites pas à Orléans
B
Simon n' habites pas à Orléans
C
Simon ne habite pas à Orléans
D
Simon n' habite pas à Orléans

Slide 22 - Quiz


Maak ontkennend:
Anna habite à Toulouse.
A
Anna ne habites pas à Toulouse
B
Anna n' habites pas à Toulouse
C
Anna ne habite pas à Toulouse
D
Anna n' habite pas à Toulouse

Slide 23 - Quiz


Maak ontkennend:
Adrien a déménagé. 
A
Adrien ne a pas encore déménagé.
B
Adrien n'a pas encore déménagé.
C
Adrien a ne déménagé pas encore.
D
Adrien n'a déménagé pas encore.

Slide 24 - Quiz

vocabulaire 
jullie geven de vertaling van de woorden die ik je vraag

Slide 25 - Slide

Maak de goede combinaties met de getallen
23
56
39
28
66
vingt-trois
cinquante-six
trente-neuf
vingt-huit
soixante-six

Slide 26 - Drag question

Zet de getallen van laag naar hoog.
1
2
3
4
5
6
7
treize
quatorze
quinze
trente
quarante
cinquante
soixante

Slide 27 - Drag question

Sleep de geschreven nummers naar de juiste getallen!
54
25
47
38
15
5
18
Cinquante-quatre
Quarante-sept
Vingt-cinq
Trente-huit
Dix-huit
Cinq
Quinze

Slide 28 - Drag question