Gedrag les Trainen deel 2

Ethologie
Hoofdstuk 9 - Trainen (deel 2)
Bert-Jan van Norel
1 / 35
next
Slide 1: Slide
DierverzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Ethologie
Hoofdstuk 9 - Trainen (deel 2)
Bert-Jan van Norel

Slide 1 - Slide

Leerdoelen van vandaag

Slide 2 - Slide

Herhaling vorige les:
Het is bij trainen belangrijk om zeker te weten dat je gekozen 'straf' of beloning ook daadwerkelijk als zodanig word ervaren door het dier! 

Slide 3 - Slide

Het natspuiten van een dier is áltijd te gebruiken als een 'straf' (positieve correctie)
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Niet waar!
Wat gebruikt kan worden als 'straf' (positieve correctie) verschilt per dier en per soort! Een doodshoofdaapje ziet natspuiten als een straf, maar een valkparkiet ziet het soms als beloning (die gaat zichzelf wassen)

Slide 5 - Slide

Herhaling vorige les:
Een beloning is alles wat een dier 'leuk' vind.
bijv. snoepje, speeltje, aandacht, aaien

Een staf is alles wat een dier 'niet leuk' vind.
bijv. schreeuwen, aan de riem trekken, speeltjes afpakken
LET OP: angst voor de trainer is niet nuttig; zorg dat je 'straf' geen angst of agressie oproept bij het dier

Slide 6 - Slide

Herhaling vorige les:
De belangrijkste dingen om te kunnen bij het trainen van dieren zijn:
  • aandacht van het dier krijgen en vasthouden
  • Het dier duidelijk maken wat je van hem wilt 
  • Het gedrag wat je wilt zien markeren (DIT doe je goed)
  • Gedrag een gevolg geven (beloning of correctie) 
  • De oefening herhalen! (in verschillende situaties!).

Slide 7 - Slide

Herhaling vorige les:
een bridge (letterlijk: brug) is een overbrugging voor het dier tussen het gewenste gedrag en het krijgen van een beloning.

Je zorgt als trainer dat het dier een associatie krijgt tussen een geluid (o.i.d.) en een beloning; hierdoor weet het dier dat hij, als hij het geluid hoort, iets goed gedaan heeft.

Slide 8 - Slide

Vandaag: Trainen deel 2
Vandaag sluiten we het hoofdstuk 'Trainen' af.
We gaan o.a. kijken naar verschillende methoden om te trainen zodat jullie dit in praktijk kunnen toepassen.

Slide 9 - Slide

9.4 methoden
Voor trainen gebruiken we verschillende hulpmidden, het nut van deze hulpmiddelen leg ik later uit. Afhankelijk van je trainingsmethode heb je keuze uit o.a.:
  • Hoorbare hulppmiddelen (stem, fluitje, clicker)
  • zichtbare hulpmiddel (lichaamstaal, gebaren)
  • voelbare hulpmiddelen (aaien, duwen)
  • Voer( brokjes, koekjes, etc.)
  • voorwerp (speeltje, riem, targetsticks 

Slide 10 - Slide

9.4 methoden
Veel gebruikte methoden om gedrag aan te leren zijn:

lokken en belonen (dier in een bepaalde positie lokken en belonen als hij dit doet.
  • Target (bijv. een bal op een stok, off je hand) aanraken hoort hier ook bij! 
  • bijhet trainen van een hond om te liggen of zitten  word de hand vaak als taget gebruikt

Slide 11 - Slide

De tijger heeft geleerd dat hij de target (de witte en oranje bollen op de stokken) moet aanraken voor een beloning. Dit is heel nuttig voor gezondheidschecks!

Slide 12 - Slide

9.4 methoden
Dwingen en belonen (compulsion-Praise) training
  • Je zet het dier in een bepaalde houding en beloont de houding; na verloop van tijd zal het dier snel de houding aannemen voor een beloning

Slide 13 - Slide

Tot (5:00) De trainer dwingt de hond in een onnatuurlijke houding; als dit vaak genoeg beloont word, zal de hond het op commando kunnen leren.

Slide 14 - Slide

9.4 methoden
Imitatietraining (Do-as-I-do
  • word niet veel gebruikt in diertraining omdat het wat ingewikkelder is, maar kan wel nuttig zijn.
  • je leert het dier eerst om op commando gedrag, wat jij als trainer voordoet, te imiteren.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

9.5 trainingsbeginselen
Dieren (vooral honden) zijn relatief goed in het lezen van de houding van de trainer. 
  • lichaamstaal is belangrijk!
  • Als jij een slechte dag hebt gehad kan je hond wel eens minder enthousiast reageren op je training dan anders.

Slide 17 - Slide

9.5 Trainingsbeginselen
Het is belangrijk om te onthouden dat dieren in principe geen fouten maken in de training; ze weten niet wat de bedoeling is.
  • Vraag jezelf altijd af of je wel duidelijk genoeg geweest bent in plaats van meteen te straffen.
  • Geduld is een belangrijke eigenschap bij het trainen van dieren!!!

Slide 18 - Slide

9.5 Trainingsbeginselen
Elk dier leert op een andere manier; trainingsprotocollen (vaste stappen in diertraining) hebben op elk dier een andere uitwerking:
  • een kat leert sneller dan een vis
  • een Bordercollie is beter in samenwerken dan een Tibetaanse mastiff.
Oftewel: afhankelijk van ras en soort! Leeftijd

Slide 19 - Slide

9.5 trainingsbeginselen
Leeftijd speelt ook een rol:
  • jonge dieren leren sneller dan oude dieren
  • dieren die op jonge leeftijd meer gestimuleerd zijn om te leren, kunnen op oudere leeftijd ook meer leren.

Slide 20 - Slide

9.5 trainingsbeginselen
Gedrag word zoals jullie weten groteldeels bepaald door de motivatie van het dier (prikkel + motivatie  (+context)= gedrag). 
  • een dier leert het beste als het biologische belang groot is:
  • bijv. een hond die net gegeten heeft zal minder hard werken voor brokjes; wanneer hij honger heeft zal het trainen beter gaan.
  • Hier zit een grens aan: het dier moet niet zoveel honger hebben dat het zich niet meer kan concentreren (+let op de grens van dierenmishandeling!)

Slide 21 - Slide

9.5 trainingsbeginselen
Angst is, zoals al eerder gezegt is, iets wat je training behoorlijk kan tegenwerken.
  • Angstige dieren zijn niet geïnteresseerdin beloningen
  • Denk maar eens aan honden bij de dierenarts die geen snoepje willen aanpakken, of aan oudjaarsdag: groot kans dat je huisdier minder goed eet onder invloed van vuurwerk.

Slide 22 - Slide

9.6 Een goede training
SItuatie
  • Kies een bekende en vertrouwde omgeving voor het dier
  • Zorg voor zo min mogelijk afleiding
  • Beheerst het dier het gedrag in een vertrouwede omging? Probeer het in een andere situatie!

Slide 23 - Slide

9.6 Een goede training
Aandacht
  • Zorg dat het dier aandacht voor jou heeft en niet afgeleid is:
    Het heeft geen zin om je hond te roepen voor training als hij aan het spelen is met een andere hond.
  • Sterker nog: dit kan negatief zijn; want je hond negeerd jou en krijgt hier geen negatieve gevolgen van.
  • Trekt de aandacht van het dier vocaal (geluid), visueel(lichaamstaal), met voer, of met een voorwerp (speeltje).

Slide 24 - Slide

9.6 Een goede training
Stappen.
  • Bedenk stappen om een dier een gedag aan te leren:
    ingewikkeld gedrag zul je nooit in één keer kunnen aanleren.
  • Maak een stappenplan: wat moet je het dier eerst aanleren?
  • elke stap die het dier goed uitvoerd kun je nu belonen waardoor het dier veel succesmomenten ervaart!

Slide 25 - Slide

Zoals je ziet in het filmpje word er eerst al beloont voor het kijken naar de mand; langzamerhand moet de hond steeds meer doen voor een beloning.

Slide 26 - Slide

9.6 Een goede training
Nog een belangrijk punt is het koppelen van een commando aan een gedrag: 
  • Dit doe je pas aan het einde van het trainen; als het gedrag al helemaal compleet word uitgevoerd.
  • Doe je dit niet, koppeld je dier het commondo aan de tussenstappen, i.p.v. aan het eindgedrag!

Slide 27 - Slide

9.6 Een goede training
Houd rekening met de spanningsboog van het dier:
Train niet te lang en probeer te stoppen wanneer alles nog goed gaat. Als je met een negatieve ervaring moet afsluiten, krijgt het dier een negatieve assosiatie met het trainen.

Slide 28 - Slide

9.6 Een goede training
Een logboek kan je helpen om bijzonderheden van je training te ontdekken; waarom ging die training van maandag goed en deze niet; wat is er anders?
Noteer in het logboek: 
  • Wanneer en hoelang was de training? 
  • Plaats en eventuele afleiding? 
  • Welke beloning? 
  • Wat heb je gedaan? 
  • Hoe reageerde het dier?

Slide 29 - Slide

9.7 Ongewenst gedrag
Ongewenst gedrag is gedrag wat wij als eigenaar niet willen zien bij ons dier. Als het gedrag als een probleem word ervaren noemen we het probleemgedrag. Het verschild per eigenaar of iets ongewenst- of probleemgedrag is.

Slide 30 - Slide

9.7 Ongewenst gedrag
Ongewenst gedrag ontstaat door:
  • Onbewust belonen (aandacht geven aan een springende hond).
  • zelfbelonend gedrag (het gedrag is leuk genoeg dat het zelf al als beloning word ervaren; hond die een knuffel sloopt).
  • belonend door situatie (hond blaft naar postbode en de postpode gaat weg; hond denkt dat hij gewonnen heeft).
  • een medische oorzaak (urine laten lopen door nierproblemen).
Voorkomen is beter; wat een dier niet aanleerd hoe je ook niet af te leren! zorg daarom voor duidelijke regels in de omgeving van het dier!

Slide 31 - Slide

9.7 Ongewenst gedrag
  • Bij behandelen van ongewenst gedrag sluit je altijd eerst medische oorzaken uit: bijv. pijn of slecht funtionerende zintuigen (hond komt niet op commando omdat hij doof is..).
  • Als een medische oorzaak is uitgesloten kun je het ongewenste gedrag het beste vervangen door gewenst gedrag; gewenst gedrag beloon je, ongewenst gedrag negeer of bestraf je.

Slide 32 - Slide

9.7 Onwenst gedrag
Voorbeelden:
  • Hond schooit: geeft niks uit de hand en leer de hond een bepaalde plek (mand, kleedje) aan als jij eet; beloon hem op deze plek.
  • Kat krabt aan de bank: blokkeerd de bank en zet een krabpaal in de buurt (behandel de paal eventueel met kattenkruid zodat de kat automatisch beloont word als hij de paal gebruikt.
  • Hond springt tegen je op: negeer hem totdat hij met vier poten op de hond staat; geef hem dan wél aandacht!

Slide 33 - Slide

Wat weten jullie nu:
  • Je kunt probleemgedrag en ongewenst gedrag omschrijven.
  • Je kunt kenmerken van een goede training noemen.
  • Je kunt omschrijven hoe je met ongewenst gedrag om moet gaan.

Slide 34 - Slide

Volgende week:
Volgende week is het vakantie! De week na de vakantie hebben we een les 'Gedrag in de praktijk'; dit is de laatste theorieles van het vak Gedrag.
Fijne vakantie!

Slide 35 - Slide