Geluiden zijn trillingen van de lucht.
Als de lucht snel trilt, zijn de geluiden hoog. De frequentie is dan hoog.
Als de lucht langzaam trilt, dus een lage frequentie, dan is het geluid laag.
De hoogte van de pieken (de uitslag) noemen we de amplitude.
Hoe groter de amplitude, hoe harder het geluid.