WS2 - Les 3

Lesstof
H1 - Synoniem zoeken
H2 - Omschrijving zoeken                                          Toets 1
H3 - Voorbeeld zoeken
-----------------------------------------------------------------------
H4 - Tegenstelling zoeken
H5 - Bekend woorddeel zoeken                              Toets 2
H6 - Woordenboek gebruiken
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Lesstof
H1 - Synoniem zoeken
H2 - Omschrijving zoeken                                          Toets 1
H3 - Voorbeeld zoeken
-----------------------------------------------------------------------
H4 - Tegenstelling zoeken
H5 - Bekend woorddeel zoeken                              Toets 2
H6 - Woordenboek gebruiken

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- Uitleg H6, gebruik van een woordenboek, herhalen.
- Oefenen.


Slide 2 - Slide

Woordraadstrategie
Elk hoofdstuk is een andere woordraadstrategie.

Gebruik je om lastige woorden in een tekst te begrijpen. Je gebruikt de kennis die je al wel hebt.



Slide 3 - Slide

Synoniem - H1
Woorden met ongeveer dezelfde betekenis.
   Ken je het ene woord niet, dan ken je het andere woord                     misschien.


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Omschrijving - H2
Soms staat een moeilijk woord in de tekst uitgelegd. Dat kan in een andere zin staan of tussen haakjes.

Een baby wordt in de eerste week gecheckt door iemand van het CJG. Dit is een instantie die....etc.


Slide 6 - Slide

Voorbeeld - H3
Kun je herkennen aan: - Een dubbele punt.
                                                 - Haakjes (.....).
                                                - Woorden zoals bijvoorbeeld, als, zoals.



Slide 7 - Slide

Tegenstelling - H4
Herken je vaak aan signaalwoorden: maar, anderzijds, daarentegen, echter, evenwel, hoewel, aan de andere kant.

Ik speel graag buiten, maar ik hou niet zo van dit koude weer.

Slide 8 - Slide

Bekend woorddeel - H5
Kijk of je een deel van het woord wel kent.

* Samenstelling: twee woorden die samen een nieuw woord vormen.
            dieren + arts = dierenarts
   Je weet wat dieren zijn en wat een arts is. Door deze twee samen te nemen weet je wat een dierenarts is.

Slide 9 - Slide

Bekend woorddeel - H5
Kijk of je een deel van het woord wel kent.

* Voorvoegsel: on-, mis-, her-, wan-, etc.
* Achtervoegsels: -vol, -loos, -lijks, etc.

Door te leren wat de voegsels betekenen, ken je ineens veel meer woorden.

Slide 10 - Slide

Woordenboek - H6
Vind je de betekenis niet in de tekst? 
   Gebruik dan een (online) woordenboek.

Zoek bij: - Het hele werkwoord.
                  - Het enkelvoud van een zn.
                  - Korte vorm van woord.
                  - Deel van samenstelling.
 

Slide 11 - Slide

Woordenboek - H6
Zoek bij: - Het hele werkwoord.
Gereserveerd zoek je bij reserveren.
                  - Het enkelvoud van een zn.
Adviezen zoek je bij advies.
                  - Korte vorm van woord.
Experimentje zoek je bij experiment.
                  - Deel van samenstelling.
Integratieproces zoek je bij integratie en/of proces.
 

Slide 12 - Slide

Waar zoek je in het woordenboek?

Slide 13 - Slide

Woordenboek - H6
Let op!

Er staan vaak meerdere betekenissen. Je kiest zelf de betekenis die in de tekst past.
 

Slide 14 - Slide

Samenstelling of afleiding.
wandel

Slide 15 - Open question

Samenstelling of afleiding.
skate

Slide 16 - Open question

Samenstelling of afleiding.
probleem

Slide 17 - Open question

Samenstelling of afleiding.
vriend

Slide 18 - Open question

Samenstelling of afleiding.
kopen

Slide 19 - Open question

Samenstelling of afleiding.
werken

Slide 20 - Open question

Aan de slag!               Blz.  154
- Startopdracht maken. Deze kijken we zo na.

- Opdracht 1+2 zelf maken.

- Klaar? Werk alvast een stukje verder of lees in je boek.

Slide 21 - Slide