This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Les 3 Regnum
Woorden amicus t/m murus
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
In deze les bekijken we de eerste helft van de woorden van les 3 (amicus t/m murus). Deze woorden vind je ook op pagina 21 van je tekstboek. Zet de betekenissen ook in je boekje!
Slide 2 - Slide
Kan je een beetje Spaans? Wat betekent amigo?
Slide 3 - Mind map
Amicus = vriend
zelfstandig naamwoord, rijtje 2A
Slide 4 - Slide
de +abl
1. van (af)
2. over
Slide 5 - Slide
Wat voor een soort woord is het Latijnse woord de?
A
lidwoord
B
voorzetsel
C
zelfstandig naamwoord
D
werkwoord
Slide 6 - Quiz
Wat betekent 'to descend'?
Slide 7 - Mind map
mons, montes
zelfstandig naamwoord, groep 3A
Slide 8 - Slide
Een beroemde berg in Frankrijk is de Mont Blanc. Wat betekent dit letterlijk?
Slide 9 - Open question
'Van de berg af' = de .........(vul de juiste vorm aan)
A
mons
B
monto
C
monti
D
monte
Slide 10 - Quiz
cum + abl
(samen) met
Slide 11 - Slide
frater, fratres
zelfstandig naamwoord, groep 3A
Slide 12 - Slide
Wat is 'met de broers?
A
cum fratribus
B
cum fratris
C
cum fratre
D
de fratris
Slide 13 - Quiz
populus = volk
zelfstandig naamwoord, groep 2A
Slide 14 - Slide
tacere = zwijgen
werkwoord
Slide 15 - Slide
quoque = ook
Slide 16 - Slide
tandem = eindelijk
Slide 17 - Slide
dividere = verdelen
Slide 18 - Slide
Wat is de Nederlandse titel van dit spel?
Slide 19 - Open question
urbs, urbes = stad
zelfstandig naamwoord, groep 3A
Slide 20 - Slide
aedificare = bouwen
werkwoord
Slide 21 - Slide
primum = eerst
bijwoord
Slide 22 - Slide
in +abl = 1. in 2. op
Slide 23 - Slide
vir, viri = man
zelfstandig naamwoord, groep 2A
Slide 24 - Slide
Je hebt ook het woordje in + acc. Wat betekent in+acc ook alweer?
Slide 25 - Open question
saxum = rots, rotsblok
zelfstandig naamwoord,
groep 2B
Slide 26 - Slide
murus = muur
zelfstandig naamwoord, groep 2A
Slide 27 - Slide
Heb je goed opgelet?
Slide 28 - Slide
Wat betekent aedificare?
A
zwijgen
B
verdelen
C
bouwen
D
doen
Slide 29 - Quiz
Wat is de stam van frater?
A
frater-
B
fratr-
C
frat-
D
frar-
Slide 30 - Quiz
Wat betekent tandem?
Slide 31 - Open question
Klaar!
Leer deze woorden voor de volgende les.
Download ook de app Classkick (kan via Appstore of Zuludesk)