This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
SPQR les 3 gatentekst
vanaf regel 15
Slide 1 - Slide
Inleiding
Op de volgende dia's staat steeds een Latijnse zin, met eronder de vertaling. In de vertaling ontbreken een of meer woorden. Kies de woorden die op de puntjes moeten komen te staan.
Slide 2 - Slide
Arundinem colligere Remo non placet. ..... verzamelen bevalt Remus niet.
A
bakstenen
B
riet
C
rotsblokken
D
klei
Slide 3 - Quiz
Cogitat: 'Cur Romulo licet murum aedificare?' Hij denkt: 'waarom is het Romulus toegestaan .... te bouwen?'
A
het huis
B
de huizen
C
de muur
D
de muren
Slide 4 - Quiz
Cur mihi arundinem in urbem portare mandatum est? Waarom is het voor mij de opdracht ....
A
riet naar de stad te dragen
B
riet bij de rivier te verzamelen
C
klei en riet te halen
D
riet naar de rivier te dragen
Slide 5 - Quiz
Tandem vesperi ad urbem revenit. ..... komt hij 's avonds naar de stad terug.
A
boos
B
vermoeid
C
al snel
D
eindelijk
Slide 6 - Quiz
Partim murus iam stat. De muur staat al ....
A
voor een klein deel
B
voor een deel
C
voor een groot deel
D
voor het grootste deel
Slide 7 - Quiz
Remus fratri illudit. Remus maakt ... belachelijk.
A
de muur
B
zijn broer
C
het werk
D
de stad
Slide 8 - Quiz
Dicit: 'Murus urbem haud protegit. Hij zegt: de muur beschermt .... helemaal niet.
A
ons
B
het volk
C
de stad
D
de inwoners
Slide 9 - Quiz
Facile est hostibus urbem intrare!' Het is gemakkelijk voor vijanden om de stad....
A
aan te vallen
B
binnen te komen
C
te veroveren
D
te verwoesten
Slide 10 - Quiz
Murum transilit. Hij .... de muur.
A
lacht om
B
loopt naar
C
springt over
D
wijst naar
Slide 11 - Quiz
Ridet. Hij ...
A
juicht
B
lacht
C
is boos
D
valt
Slide 12 - Quiz
Romulus clamat Romulus ...
A
lacht
B
is boos
C
schreeuwt
D
zegt
Slide 13 - Quiz
Qui murum transilit, civis non est, sed hostis Iemand die over de muur springt, is ......
A
geen burger, maar een vijand
B
een burger en een vijand
C
een vijandige burger
D
een vijand van de burgers
Slide 14 - Quiz
Hostem necare licet.' Het is toegestaan een vijand ....
A
te verjagen
B
tegen te houden
C
te straffen
D
te doden
Slide 15 - Quiz
Fratrem gladio necat. Hij doodt ... met een zwaard.