This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Romulus en Remus
Slide 1 - Slide
Kennen les 13
De vervoeging van de bijvoeglijke naamwoorden groep 1 en 2; de vervoeging van de bezittelijke voornaamwoorden; de plaatsing van het bijv. nw / bez. vnw.
De geslachtsregels van het zelfstandig naamwoord groep 1,2 en 3
De congruentieregel
Slide 2 - Slide
Kunnen les 13
geslacht bepalen van een zelfstandig naamwoord
congrueren
bepalen welke zinsdelen door nevenschikkende voegwoorden aan elkaar worden gekoppeld.
Slide 3 - Slide
Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
Slide 4 - Mind map
Wat is congrueren?
Slide 5 - Mind map
Hoe weet je welk geslacht een zelfstandig naamwoord is?
Slide 6 - Slide
1. Wat is de eerste regel voor grammaticaal geslacht?
Slide 7 - Open question
2. Van welke woorden weet je het geslacht vanwege de groep waar ze bij horen?
Slide 8 - Open question
3. Hoe zit het met de overige woorden?
Slide 9 - Open question
Slide 10 - Video
virgo, virgines
Mars, Martem
potestas, potestates
regnum
ripa
puer, pueri
pastor, pastores
flumen, flumina
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
vox, voces
sedes, sedes
Slide 11 - Slide
Congruentie
congruentie is het overeenkomen van bijvoeglijk naamwoord en bijvoeglijk naamwoord in naamval, getal en geslacht. Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord.
Slide 12 - Slide
Het bijvoeglijk naamwoord (adiectivum)
Van de bijvoeglijke naamwoorden van groep 1 en 2 wordt in de woordenlijst alleen de nominativus enkelvoud mannelijk gegeven. Alle andere vormen van moet je zelf kunnen maken.
Slide 13 - Slide
Wat is dan de nominativus vrouwelijk enkelvoud van bonus?
Slide 14 - Open question
Wat is de genitivus meervoud mannelijk van bonus?
Slide 15 - Open question
Wat is de ablativus meervoud onzijdig van bonus?
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Video
Welke combinatie klopt?
A
poena solam
B
poena solis
C
poena sola
D
poena solus
Slide 18 - Quiz
welke combinatie klopt?
A
lucibus ignotus
B
lucibus ignotis
C
lucibus ignotibus
Slide 19 - Quiz
welke combinatie klopt?
A
sidus pulchrus
B
sidus pulchrum
C
sidus pulcher
Slide 20 - Quiz
welke combinatie klopt?
A
bello magno
B
bello magnum
C
bello magna
Slide 21 - Quiz
welke naamval getal en geslacht is formarum parvarum
A
gen.pl.vrl.
B
acc.sg.mnl.
C
nom/acc. sg. onz.
Slide 22 - Quiz
welke naamval getal en geslacht is nepotes cari
A
gen.sg. mnl
B
acc. pl. mnl.
C
nom. pl. mnl.
Slide 23 - Quiz
welke naamval getal en geslacht is sceleris magni?
A
gen. sg. onz.
B
gen. sg. mnl.
C
nom. pl. mnl
Slide 24 - Quiz
hoe komt het dat zowel de bijv.nw. 'pulchrae' als 'pulchras' congrueren met het woord 'vestes'?
Slide 25 - Open question
Het bezittelijk voornaamoord
Het bezittelijk voornaamwoord gedraagt zich als een bijvoeglijk voornaamwoord:
- het congrueert met het woord waarbij het hoort
- het staat voor, of achter het woord waarbij het hoort
Slide 26 - Slide
Hoe heet het pronomen possessivum in het Nederlands?
Slide 27 - Open question
In de woordgroep 'pater meus' (mijn vader) zie je aan het woord 'meus' dat de ik-persoon een man is
A
nee, want het hoort 'meus pater' te zijn.
B
nee, want uitgangen op -us zijn mannelijk óf vrouwelijk
C
nee, want '-us' is wel mannelijk, maar zegt iets over 'pater'
D
ja, want uitgangen op -us zijn mannelijk
Slide 28 - Quiz
'meus' gedraagt zich als een bijvoeglijk naamwoord en neemt dus de naamval, getal en geslacht aan van 'pater'. Het zegt niets over het geslacht van de ik-persoon.
Slide 29 - Slide
We nemen de bezittelijke voornaamwoorden apart door:
- eerst de bez. vnw. van de 1e en 2e ps. sg
- dan de bez. vnw. van de 1e en 2e ps. pl
-tenslotte de bez. vnw. van de 3e ps. , sg & pl.
Slide 30 - Slide
De bezittelijke vnw. meus (mijn) en tuus (jouw) vervoeg je net als bonus.
Schrijf eens het vrouwelijke rijtje van meus op. Enkelvoud én meervoud.
Slide 31 - Slide
welke woordgroep congrueert? (frater, fratres betekent 'broer')
A
fratri meis
B
fratris mei
C
fratres mei
D
fratrum meum
Slide 32 - Quiz
het bezittelijk voornaamwoord van de eerste en tweede persoon enkelvoud (mijn, jouw) kunnen dus ook makkelijk in het meervoud staan:
fratres mei: mijn broers
Slide 33 - Slide
Bezittelijke voornaamwooren 1e en 2e persoon meervoud (onze, jullie)
De bezittelijke voornaamwoorden noster (onze) en vester (jullie) vervoeg je ook volgens groep 1/2.
noster, nostra, nostrum
vester, vestra, vestrum.
Noteer nu het rijtje van het mannelijk van vester in je schrift
Slide 34 - Slide
Welk van de volgende woorgroepen congrueert niet?
A
flores nostrae
B
lucem vestram
C
nostri doloris
D
vestrum frater
Slide 35 - Quiz
bezittelijke voornaamwoorden 3e persoon (zijn/haar/hun)
tsja, die bestaan niet in het Latijn. Toch wil je wel kunnen zeggen 'zijn vader' of: 'hun broer'. Daarvoor gebruik je in het Latijn de genitivus van is, ea, id.
Slide 36 - Slide
pater eius - 'de vader van hem/ van haar' kun je dan ook vertalen als 'zijn/ haar vader' .
pater eorum/earum = 'de vader van hen (mnl/vrl)', mag je ook vertalen als 'hun vader'.
eius, earum en eorum congrueren niet met het woord waarbij ze horen.