3G Latijn: les 26- betrekkelijk voornaamwoord

Betrekkelijke voornaamwoorden
in het Latijn
1 / 23
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Betrekkelijke voornaamwoorden
in het Latijn

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Betrekkelijke voornaamwoorden

                      Vir, qui intravit, meus frater est.
                       
                       qui intravit         betrekkelijke bijzin
                       qui                         betrekkelijk voornaamwoord (=relativum)
                        vir                          antecedent

Slide 3 - Slide

Even oefenen vanuit het Nederlands
In de volgende dia's zie je Nederlandse zinnen, met daarin een betrekkelijk voornaamwoord.
Kijk goed naar de functie die het het betrekkelijk voornaamwoord in de bijzin heeft.
In welke naamval zou het betrekkelijk voornaamwoord in het Latijn moeten staan?

Slide 4 - Slide

1. Het meisje, dat op straat loopt, heeft een rood jurkje aan.
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 5 - Quiz

2. De vrouw, van wie ik dit cadeau heb gekregen, heet Simone.
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 6 - Quiz

3. De Romeinse goden, die ik erg bewonder, zijn onsterfelijk.
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 7 - Quiz

4. De meneer, met wie ik praat, heeft een grote neus.
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 8 - Quiz

5. Het boek, dat ons inspireert, is geschreven door Ovidius.
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 9 - Quiz

6. De woorden, waardoor ik erg boos werd, werden door de leraar uitgesproken.
A
nominativus
B
genitivus
C
ablativus
D
accusativus

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Ken je deze rijtjes dus al uit je hoofd?
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

2. Betrekkelijk voornaamwoord: congruentie
pater, cui dona donamus, laetus est
Videtis omnes senatores, qui in Curia sedent?

- Het antecedent en betr. vnw. komen overeen in getal en geslacht, maar niet altijd in naamval
- naamval betr.vnw is afhankelijk van de functie in de bijzin.

Slide 13 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord
Kies in de volgende zinnen het passende betrekkelijk voornaamwoord.

Let daarbij op het volgende:
- het geslacht en getal is gelijk aan het antecedent
- de naamval is afhankelijk van de functie in de bijzin

Slide 14 - Slide

1. Servus, ... non fugit, insanus est.
A
qui
B
quae
C
quem
D
cui

Slide 15 - Quiz

2. Homines, ... dei puniunt, miseri sunt.
A
qui
B
quorum
C
quibus
D
quos

Slide 16 - Quiz

3. Carmen, de ... narravistis, non cognosco.
A
qui
B
quae
C
quod
D
quo

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord
Kies voor de volgende zinnen de juiste vertaling.

Slide 19 - Slide

Dominus, cuius servus fui, nunc mortuus est.
A
De meester, die slaaf is geweest, is nu dood
B
De meester, wiens slaaf ik ben geweest, is nu dood.
C
de meester, waarvan ik slaaf ben geweest, is nu dood
D
de meester, waardoor ik slaaf ben geweest, is nu dood.

Slide 20 - Quiz

Iuvenes, quibus signum datum est, statim concurrerunt.
A
De jongemannen, waaraan het teken gegeven is, zijn meteen samengekomen.
B
De jongemannen, van wie het teken gegeven is, zijn meteen samengekomen.
C
De jongemannen, aan wie een teken gegeven is, zijn meteen samengekomen.
D
De jongemannen, waarmee een teken gegeven is, zijn meteen samengekomen.

Slide 21 - Quiz

4. Hoe zie je het verschil tussen een vragend vnw en betr. vnw?
- De vormen van het (bijvoeglijk) vragend vnw en betr. vnw zijn hetzelfde
- stappenplan ter onderscheid:
1. is het een vraagzin? --> vragend vnw.                                         
2. congrueert het met een ander nw? --> vragend vnw
                                Quem virum vidisti? Welke man heb je gezien?
3. staat het aan het begin van een bijzin? --> betr.vnw
                                vir, quem vides, senator est. De man, die je ziet, is senator.
      

Slide 22 - Slide

let op!
Is de bijzin een afhankelijke vraagzin? (let op pv's als 'vragen/weten dat' in de hoofdzin én is er geen antecedent te vinden? --> vragend vnw
scio, quod templum aedificaret: ik weet, welke tempel hij bouwde
nesciebamus, qui senator id fecisset: wij 
rogatis, quem aedem novimus?

Slide 23 - Slide