BP1FM 4.2 - Argumenten beoordelen

 LEZEN HOOFDSTUK 4
TEKSTEN MET MENINGEN LEZEN
4.2
Argumenten beoordelen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

 LEZEN HOOFDSTUK 4
TEKSTEN MET MENINGEN LEZEN
4.2
Argumenten beoordelen

Slide 1 - Slide


PLANNING


  • Periodeplanning
  • Behandelen theorie 4.2 Argumenten beoordelen
  • Online opdracht 1 , 2 en examenopdracht maken

Slide 2 - Slide

planning

Slide 3 - Slide


DOEL

AAN HET EINDE VAN DE LES KUN JE DE KWALITEIT VAN ARGUMENTEN BEOORDELEN IN EEN TEKST

Slide 4 - Slide

FEIT
MENING
ARGUMENT
Iets wat iemand vindt. 
Uitleg waarom iemand iets vindt.
Iets wat je kunt controleren op waarheid

Slide 5 - Drag question

Argumenten

Met argumenten kan een schrijver zijn eigen standpunt verdedigen of het standpunt van een ander aanvallen.


Slide 6 - Slide

Argumenten
Je kunt twee soorten argumenten onderscheiden:
  • objectieve argumenten, deze zijn controleerbaar waar of niet waar.
Ze zijn bijvoorbeeld gebaseerd op feiten, onderzoek of wetenschap.

  • subjectieve argumenten, deze zijn in meer of mindere mate aannemelijk. Ze kunnen sterk of zwak zijn, dat ligt aan de opbouw van de argumentatie (de redenering).  Deze argumenten zijn bijvoorbeeld gebaseerd op vermoedens, levensbeschouwelijke overtuiging of persoonlijke waardeoordelen. 


Slide 7 - Slide

Drogredenen
Drogredenen -> foute argumenten of redeneringen
Veelvoorkomende drogredenen:
Generalisatie. 
Een algemene regel vaststellen op basis van te weinig gegevens.
In Spanje hebben de mensen het niet slecht, want daar schijnt immers altijd de zon.

Onjuist beroep op autoriteit
Beweren dat iets waar is omdat een autoriteit die onbetrouwbaar is, dat zegt.
Ik vind dat we geen Olympische Spelen in Nederland moeten houden. Dat zegt de voorzitter van onze voetbalclub ook. 

Slide 8 - Slide

VRAGEN:

Slide 9 - Slide

Welke uitspraak met betrekking tot objectieve argumenten en subjectieve argumenten is waar:
A
Objectieve argumenten zijn niet- feitelijke uitspraken, subjectieve argumenten zijn controleerbaar.
B
Subjectieve argumenten zijn niet feitelijke uitspraken, objectieve argumenten zijn controleerbaar.
C
Argumenten, zowel de objectieve als de subjectieve, zijn foute argumenten.
D
Objectieve argumenten en subjectieve argumenten zijn verschillende soorten standpunten.

Slide 10 - Quiz

Planten en bloemen groeien het beste in Frankrijk, want daar schijnt de zon vaak.
A
objectief argument
B
subjectief argument
C
drogreden (generalisatie)
D
drogreden (onjuist beroep autoriteit)

Slide 11 - Quiz

Het is niet goed om nu de bomen te snoeien, want het is -10 graden.
A
objectief argument
B
subjectief argument
C
drogreden (generalisatie)
D
drogreden (onjuist beroep autoriteit)

Slide 12 - Quiz

Groen in de tuin is beter dan tegels, dat zegt mijn dokter ook.
A
objectief argument
B
subjectief argument
C
drogreden (generalisatie)
D
drogreden (onjuist beroep autoriteit)

Slide 13 - Quiz

Je kunt nu beter niet in de tuin werken, het is koud.
A
objectief argument
B
subjectief argument
C
drogreden (generalisatie)
D
drogreden (onjuist beroep autoriteit)

Slide 14 - Quiz

Formuleer een drogreden op basis van onjuist beroep op autoriteit.
Bijvoorbeeld: Bladblazers zijn niet goed voor de natuur, dat zegt de eigenaar van de supermarkt ook.

Slide 15 - Open question

Om op een VvE-locatie te mogen werken, moet het leesniveau op 3F zitten. Geef aan of je het hiermee eens bent en onderbouw je mening.

Slide 16 - Open question

Wat te doen:
Lezen 4.2 - Argumenten beoordelen
Opdracht 1, 
Opdracht 2 
Examenopdracht 


VOLGENDE WEEK:
4.3 Betoog

Slide 17 - Slide