Les comparaisons 3V

Le comparartif 
Le superlatif
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Le comparartif 
Le superlatif

Slide 1 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord zegt wat over ...
A
een werkwoord
B
een zelfstandig naamwoord
C
een bijwoord
D
een ander bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Quiz

De uitgangen
Mannelijk meervoud
Vrouwelijk enkelvoud
Mannelijk enkelvoud
Vrouwelijk meervoud
+ s
+ niks
+ es
+e

Slide 3 - Drag question

Emmanuël Macron
Donald Trump

Slide 4 - Slide

La moto
La voiture 

Slide 5 - Slide

Mbappé
Messi

Slide 6 - Slide

De stellende trap (le positif)
Het huis is groot. - La maison est grande.
De jongen is mooi.- Le garçon est beau.

Dus eigenlijk is dit gewoon alleen het bijvoeglijke naamwoord

Slide 7 - Slide

Les comparaisons
In het Frans gebruik je de volgende woorden om te vergelijken:
  • moins... que    (minder...dan) - (comparatif d'infériorité)
  • plus...... que     (meer....dan)   - (comparatif de supériorité)
  • aussi.... que     (even....als)      - (comparatif d'égalité)

moins/plus/aussi staan voor het bijvoeglijk naamwoord
que staat na het bijvoeglijk naamwoord,que wordt qu' voor een klinker of stomme h

Slide 8 - Slide

Vertaal: deze docenten zijn even aardig

Slide 9 - Open question

De vergrotende trap (le comparatif) 
L'ordinateur portable est plus grand que la tablette.
De laptop is groter dan de tablet.

La tablette est moins grande que l'ordinateur portable.
De tablet is minder groot dan de laptop.

Le film est aussi intéressant que le livre.
De film est net zo / even interessant als het boek.

Slide 10 - Slide

De vergrotende trap (le comparatif) 
Hij is groter.  - Il est plus grand.
Marie  is aardiger. -  Marie / Elle est  plus gentille.
De kinderen zijn groter. - Les enfants / Ils sont plus grands.
De huizen zijn groter. - Les maisons / Elles sont plus grandes.

Deze wordt gevormd door 'plus' voor het bijvoeglijk naamwoord te zetten.

Slide 11 - Slide

Vertaal: Die docent is aardiger

Slide 12 - Open question

De overtreffende trap (le superlatif)
Hij is de grootste leerling. - Il est le plus grand élève.
C'est le concert le plus intéressant.   ('le' wordt herhaald)
Marie is de dikste. -  Marie est la plus grosse.
Zij zijn de kleinste leerlingen. - Ils sont les plus petits élèves.
Les vêtements les plus modernes.   ('les' wordt herhaald)
Ces voitures roulent le plus vite. (vite = bijwoord = onveranderlijk)

De overtreffende trap wordt gevormd door le plus, la plus of les plus voor het bijvoeglijke naamwoord te zetten.

Slide 13 - Slide

Vertaal: De nieuwe docent is het aardigst

Slide 14 - Open question


moins
moins

Slide 15 - Slide

Uitzonderingen:
goed                         beter                        het best
bon(ne)(s)       meilleur(e)(s)      le/la/les meilleur(e)(s)

Let op !
! bijvoeglijk naamwoord  'meilleur' -> bijwoord 'mieux'
Cet acteur joue mieux que l'autre.
Cette actrice joue le mieux.
! Uitzonderingen vh bijvoeglijk naamwoord en bijwoord blijven behouden !
      


    

Slide 16 - Slide


A
Le garçon est grand.
B
Le garçon est grande.
C
Le garçon est grands.
D
Le garçon est grandes.

Slide 17 - Quiz


A
La fille est plus grand.
B
La fille est plus grande.
C
La fille est plus grands.
D
La fille est plus grandes.

Slide 18 - Quiz

Hij is de grootste.
A
Il est la plus grand.
B
Il est le plus grande.
C
Il est le plus grand.
D
Il sont le plus grands.

Slide 19 - Quiz

Zij zijn de knapste meisjes.
A
Elles sont les plus beaux filles.
B
Elles sont les plus belles filles.
C
Elles sont le plus belles filles.
D
Ils sont les plus belles filles.

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

Oefen verder in het boek
Maak exercice 16 A t/m 16 F , kijk de instructie video bij theorie grammaire II  unité 5 nog eens.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link