M3 SP Paso adelante HS 6 Salamanca

SP M3 PERIÓDO 4
¡DE PASEO POR SALAMANCA! 
1 / 55
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

SP M3 PERIÓDO 4
¡DE PASEO POR SALAMANCA! 

Slide 1 - Slide

Programa: (studiewijzer in bestanden)
Periodo 4: 
- Leestoets examenteksten + signaalwoorden
- TW 4 PW HS 6

Grammatica HS 6: 
  • De voorzetsels POR en PARA (HS 6)
  • Werkwoorden met twee onregelmatigheden (HS 6)
  • Meningen en interessen met nadruk (werkwoorden zoals gustar) (HS 6)


Slide 2 - Slide

La clase de hoy
  1. Introducción Salamanca
  2. Ver el video de 3 op reis
  3. leer la introducción 
  4. Hacer ejercicios 1,2
  5. Los deberes: aprender las palabras 6.1

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Salamanca
  • Studentenstad 
  • Cursussen Spaans
  • De kikker 
  • La ciudad dorada 
  • Plaza mayor 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Slide 7 - Video

Clase 2:  fuente A
Objetivo: Al final de esta clase has leido y escuchado un texto en español 
  1. Escuchar fuente A 
  2. Hacer ejercicio 3 + 4 
  3. Corregir los ejercicios 
  4. practicar los 'signaalwoorden' en quizlet 
  5. Los deberes: aprender las palabras de 6.1 

Slide 8 - Slide

Clase 3 
Al final de esta clase has practicado escuchar en español
  1. Repasar las palabras de 6.1 
  2. escuchar la fuente B 
  3. hacer ejercicios 5, 6 y 7
  4. corregir los ejercicios 
  5. Deberes: practicar las palabras de 6.2 

Slide 9 - Slide

Welk van de volgende woorden is géén filmgenre?
A
La película de intriga
B
La película de temporada
C
la película de fantasía
D
La película de miedo

Slide 10 - Quiz

Wat betekent het volgende filmgenre: La película de intriga?
A
De spannende film
B
de fantasiefilm
C
de drama film
D
de horrorfilm

Slide 11 - Quiz

Wat betekent het volgende filmgenre: La película de fantasía?
A
De spannende film
B
de fantasiefilm
C
de drama film
D
de horrorfilm

Slide 12 - Quiz

Wat betekent het volgende filmgenre: La película de miedo?
A
De spannende film
B
de fantasiefilm
C
de drama film
D
de horrorfilm

Slide 13 - Quiz

Hoe zeg je in het Spaans: geen dank

Slide 14 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans: afspreken

Slide 15 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans: cadeau doen

Slide 16 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans: nog niet

Slide 17 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans: iets leuks doen

Slide 18 - Open question

Hoe zeg je in het Spaans: zin hebben om

Slide 19 - Open question

Maak een Spaanse zin met minstens 3 woorden van 6.1 Let op dat je het werkwoord vervoegd

Slide 20 - Mind map

Clase 4 
Al final de esta clase comprendes la diferencia entre por y para 
  1. Repasar las palabras de 6.2 
  2. Uitleg bron D - por/para
  3. hacer ejercicios 12 y 13 
  4. corregir los ejercicios 
  5. Deberes: practicar las palabras de 6.2 

Slide 21 - Slide

Capítulo 6: Fuente D
Por vs. Para

Slide 22 - Slide

PARA


- voor een ontvanger

Tengo un regalo para ti


- bij een doel (om te + ww)

¿Quedamos para tomar algo?


- om een mening te geven

Para mi hermano es difícil

POR


- oorzaak of reden

Recibo el regalo  por mi cumpleaños.


- bij dagdelen

Por la tarde voy a nadar


- bij prijsaanduidingen

Compro el libro por 10 euros.

Slide 23 - Slide

Quiero comprar un regalo _______ mi madre.
A
por
B
para

Slide 24 - Quiz

________ aprobar el examen, tienes que estudiar todos los temas.
A
por
B
para

Slide 25 - Quiz

¿Quedamos después __________ tomar un café?
A
por
B
para

Slide 26 - Quiz

Podemos ir al centro __________ la tarde.
A
por
B
para

Slide 27 - Quiz

En El Corte Inglés venden perfumes _________ veinte euros.
A
por
B
para

Slide 28 - Quiz

Clase 5 
Al final de esta clase has practicado leer en español 
  1. Repasar las palabras de 6.2 
  2. Leer fuente C 
  3. hacer ejercicios 8 a 11 
  4. corregir los ejercicios 
  5. Deberes: practicar las palabras de 6.3 

Slide 29 - Slide

Clase 6 
Al final de esta clase has practicado hablar en español
  1. Repasar las palabras de 6.3 
  2. hacer ejercicios 15 a 17 (fuente E)
  3. practicar hablando español 
  4. Corregir ejercicio 17
  5. Deberes: practicar las frases de la fuente E

Slide 30 - Slide

Capítulo 6: 
 Werkwoorden met twee onregelmatigheden 
Dit is herhaling van werkwoorden die je al kent (let op! ook gerundio en presente perfecto)!
(TB blz. 61 BRON G)
Een aantal voorbeelden:
- tener 
- venir
- decir
- seguir

Slide 31 - Slide

Jij hebt in het Spaans is:
A
tenes
B
tienes
C
tenéis
D
tengues

Slide 32 - Quiz

Ik heb gezegd in het Spaans is:
A
yo digo
B
yo he decido
C
yo he dicho
D
yo estoy diciendo

Slide 33 - Quiz

Vertaal: Jij komt naar mijn huis
A
Vengo a mi casa
B
vienes a mi casa
C
venes a mi casa
D
venis a mi casa

Slide 34 - Quiz

Ik heb gezegd in het Spaans is:
A
yo digo
B
yo he decido
C
yo he dicho
D
yo estoy diciendo

Slide 35 - Quiz

Vertaal: Hij zegt
A
yo digo
B
decis
C
dices
D
dice

Slide 36 - Quiz

Vertaal: sigues
A
hij volgt
B
jij volgt
C
jullie volgen
D
wij volgen

Slide 37 - Quiz

Vertaal: jullie volgen
A
seguís
B
sigues
C
siguís
D
sigo

Slide 38 - Quiz

Plan de clase 
Uur 1: 
  • Controleren 8 t/m 14 + 21 
  • Nakijken 13 samen 
  • Woordjes 6.1 + 6.2 overhoren 
Uur 2: 
  • leer y escuchar fuente F 
  • luisteren opdracht 19 + 24 
  • Leren woordjes 6.3
  • Zelfstandig maken 18,20,22,23,
Los deberes para  el 7 de junio : 18,20,22,23 af + leren woordjes 6.1 t/m 6.3 
Aan het eind van deze les heb je geoefend met leesstrategieën in het Spaans en kun je uitleggen wat het verschil is tussen POR en PARA

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Video

El internado laguna negra
Una serie de intriga

Slide 41 - Slide

Plan de clase 
Uur 1: 
  • Controleren/nakijken 18,20,22,23
  • Woordjes 6.1 + 6.2 + 6.3 overhoren 
  • Uitleg bron I 
Uur 2: 
  • Spreken bron J 
  • Zelfstandig maken 25 t/m 28 
Los deberes para  el 14 de junio : 25 t/m 28 af + leren zinnen bron J 
Aan het eind van deze les kun je interesses en meningen benadrukken

Slide 42 - Slide

Wat betekenen de volgende woorden van 6.1?

  • Hacer algo divertido 
  • De nada 
  • el episodio 
  • todavía no
  • ensayar
  • No te preocupes

Slide 43 - Slide

Wat betekenen de volgende woorden van 6.2?

  • la infáncia
  • el éxito
  • la calle
  • llevarse bien con
  • nacer 
  • en primer lugar

Slide 44 - Slide

Wat betekenen de volgende woorden van 6.3

  • el/la protagonista
  • el ocio
  • el fin de semana
  • apuntarse 
  • parecer
  • tampoco


Slide 45 - Slide

Fuente I Meningen in interesses met nadruk
Verbos:
- gustar
- fascinar
- interesar
- encantar
- apetecer
- parecer

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

A vosotros ____________ las películas de miedo.
A
vos fascináis
B
os fascinan
C
os fascináis
D
os fascina

Slide 48 - Quiz

¿María, a ti ____________ el fútbol?
A
interesa
B
te interesa

Slide 49 - Quiz

¿A usted ___________ comer churros?
A
se apetece
B
le apetecen
C
le apetece
D
apetece

Slide 50 - Quiz

Plan de clase 
Uur 1: 
  • controleren 25 t/m 28 in werkboek 
  • Lezen in een vreemde taal - hoe pak je dat aan? 
  • Leesstrategieën bespreken 
Uur 2: 
  • Wat zijn signaalwoorden ?  
  • oefenen met het woordenboek 
  • Los deberes: leer de signaalwoorden SP- NL in quizlet  

Aan het eind van deze les heb je geoefend met leesstrategieën in het Spaans en ken je een aantal signaalwoorden 

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Slide

Bijvoorbeeld
  1. “Doordat hij veel oude examens had gemaakt om te oefenen voor zijn Spaans examen, is hij afgelopen jaar geschoumerd.”

Wat als er hoewel had gestaan? Wat dacht je dan dat geschoumerd betekende? 

Slide 53 - Slide

¡A trabajar!
  • Open de quizletlijst signaalwoorden en verdeel de signaalwoorden in categorieën
  • Markeer tijdens het maken van een tekst steeds het signaalwoord en schrijf in de kantlijn wat het signaalwoord aangeeft.  

Slide 54 - Slide

 ¡Adiós!

Slide 55 - Slide