3.6 Romeinen, joden en christenen LKC

1 / 24
next
Slide 1: Video
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Leerdoel: Ik kan uitleggen waardoor het christendom steeds meer aanhangers kreeg.

Slide 2 - Slide

samen lezen
blz 68: Sint Maarten, Sint Maarten..
+ Joden en chirstenen

Slide 3 - Slide

Joden en christenen, geloven in 1 God=monotheïsme
  • In Palestina waren de Romeinen de baas.
  • De meeste mensen waren Joods. In hun heilige boek stond dat de messias nog moest komen. Die zou vrede, rechtvaardigheid brengen en de vijanden van de joden verdrijven.
  • Volgelingen van Jezus dachten dat hij de messias was. Gevolg=> joodse hogepriesters geloofden dat niet en waren bang voor onrust waardoor Romeinen boos zouden worden.

Slide 4 - Slide

  • Rond 30 na Chr. Jezus werd gearresteerd door de Romeinen en gekruisigd, omdat hij de orde verstoorde.
  • De volgelingen van Jezus (Apostelen) gingen zijn boodschap verspreiden in het Romeinse Rijk=> als je in onze éne God gelooft, krijg je na je dood een beter leven.  Voor iedereen=> man, vrouw, arm, rijk, slaaf. Iedereen is gelijk in de ogen van God.
  • Volgelingen Jezus noemen we christenen.

Slide 5 - Slide

Lezen: Vervolgingen van de christenen
  • Christenen probeerden veel Romeinen te bekeren tot het christendom.
  • De volken in het Romeinse rijk hadden allemaal hun eigen geloof, ideeën christenen in het begin niet zo duidelijk.
  • Vrouwen en slaven hadden geen rechten bij de Romeinen en die werden als eerste christen. 
  • Vanaf de 3e eeuw na chr. werden meer rijke mensen christen, zo kon de kerk armen en zieken helpen met geld, voedsel.

Slide 6 - Slide

Joden en christenen hebben een geloof dat monotheïstisch is.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Een verschil tussen het geloof van de joden en christenen is dat?
A
de joden geloven in 1 god Jaweh en de christenen alleen in God
B
De joden geloven dat de messias er al is en de christenen geloven dat die nog moet komen
C
de joden geloven dat de messias nog moet komen en de christenen geloven dat Jezus Christus de messias is.

Slide 8 - Quiz

de volgelingen van Christus (apostelen) gingen de boodschap (evangelie) verder verspreiden en dat was?
A
als je in onze éne God gelooft, krijg je nu en na je dood een beter leven
B
als je in onze éne God gelooft, krijg je na je dood een beter leven
C
als je in onze éne God gelooft, dan krijg je nu een beter leven
D
als je in onze éne God gelooft, dan krijg je na je dood een leven in de hel

Slide 9 - Quiz

De boodschap van Christus was voor
A
alleen de rijke mensen
B
alleen de arme mensen
C
alleen voor de vrouwen en slaven die geen rechten hadden
D
voor iedereen: man, vrouw, arm, rijk, slaaf.

Slide 10 - Quiz

Waarom was het het voor veel volken in het begin niet duidelijk waar het christendom voor stond?
A
De volken in het Romeinse rijk hadden allemaal hun eigen geloof
B
De volken in het Romeinse rijk begrepen de taal van de christenen niet
C
De volken in het Romeinse rijk vonden dat ze wel genoeg goden hadden
D
De volken in het Romeinse rijk wilden geen 1 God

Slide 11 - Quiz

Vrouwen en slaven bekeerden zich als eersten tot het christendom, omdat?
A
zij geen rechten hadden en als de christenen de baas waren kregen ze die wel
B
zij geen rechten hadden en die van God wel kregen
C
zij geen rechten hadden en Christus die hen wel kon bezorgen
D
zij geen rechten hadden en bij het christendom is iedereen gelijk.

Slide 12 - Quiz

  • Er kwamen steeds meer christenen bij en dat werd steeds gevaarlijker. Omdat ze de Romeinse goden en keizer niet wilden vereren stond op christen zijn de doodstraf.
  • 3e eeuw na chr.: grote politieke, militaire en economische problemen in het Romeinse rijk=> christenen kregen de schuld en er kwamen de ergste en wreedste christenvervolgingen.  

Slide 13 - Slide

  • Christenen geloofden dat ze na de dood een beter leven zouden krijgen en bleven vasthouden aan hun geloof, zelfs als ze op het punt stonden ter dood gebracht te worden. 
  • Meer Romeinen werden christen omdat ze het wel heel bijzonder vonden dat de christenen niet bang waren voor de dood en omdat de christenen elkaar hielpen met voedsel en andere zaken.

Slide 14 - Slide

Het christendom wordt staatsgodsdienst
  • 313 na chr. keizer Constantijn komt met het tolerantie-edict: alle godsdiensten moeten voortaan zonder ruzie samenleven. Christendom niet meer verboden. Christenen kregen hun bezittingen terug.
  • Keizer Constantijn had gedroomd volgens christelijke schrijvers, dat christus hem in een veldslag zou helpen. Met het kruis op de schilden won hij. Of dat echt waar is valt te betwijfelen, hij bleef zelf de Romeinse goden vereren.

Slide 15 - Slide

Een nieuwe maatschappij
  • 391 na chr.: het christendom werd staatsgodsdienst en het werd verboden om de Romeinse goden te vereren.
  • De leiders van de christenen, de bisschoppen, kregen steeds meer macht,  ook in het bestuur. 
  • Toen de Romeinen verdwenen uit Nederland bleven de bisschoppen hun bisdommen en de steden besturen. Zoals in Maastricht die nu met de bisschop weer uitgroeide tot grote stad.

Slide 16 - Slide

A:
B:
C:

Slide 17 - Open question

vraag
Leg uit waarom vooral slaven en vrouwen zich als eerste tot het christendom bekeerden.

Slide 18 - Slide

antwoord
Vrouwen en slaven hadden geen rechten in het Romeinse Rijk, maar bij de christenen was iedereen in de ogen van God gelijk.

Slide 19 - Slide

vraag
 Noem 2 voorbeelden waarom meer Romeinen christelijk werden.

Slide 20 - Slide

antwoord
 Meer Romeinen werden christen omdat ze het wel heel bijzonder vonden dat de christenen niet bang waren voor de dood (ze zouden dan een beter leven krijgen) en omdat de christenen elkaar hielpen met voedsel en andere zaken.

Slide 21 - Slide

vraag
Leg uit waarom de christelijke bisschoppen ook na de val van het West-Romeinse Rijk nog macht bleven houden en noem daarbij een Nederlands voorbeeld.

Slide 22 - Slide

antwoord
De bisschoppen bleven hun bisdommen en de steden besturen. Zoals in Maastricht.

Slide 23 - Slide

huiswerk
maken §3.6 opdr 90 t/m 95, 97, 98, 100, 102 t/m 106

Slide 24 - Slide