stones chapter 3

English
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

English

Slide 1 - Slide

Aims

- Je kunt je mening geven over muziek, films en series.
- Je kunt muziek, films en series aanraden.
-  Je kunt bijvoeglijk naamwoorden (adjectives) gebruiken in een zin.
- Je kunt een film en serie beschrijven.
- Je kunt films en series met elkaar vergelijken.




Slide 2 - Slide

Lesson 1

Slide 3 - Slide

3D: Speaking & Stones
Stone 7 on p. 144

Stone 8 on p. 146

Slide 4 - Slide

Lesson 2

Slide 5 - Slide

Theme Words: Showbiz & Entertainment


Schrijf de vertalingen op:

1. autograph
2.backstage
3.applaud
4.rehearse
5. doorbraak
6. publiek
7.  beroemdheid
8. kleedkamer
Theme Words: Expressing your opinion


Schrijf de vertalingen op:

1. awful
2. impressive
3. terrible
4. thrilling
5. dwaas/onnozel
6. raar/vreemd
7. verrassend
8. teleurstellend

timer
7:00

Slide 6 - Slide

Theme Words: Showbiz & Entertainment


Schrijf de vertalingen op:

1. autograph > handtekening
2.backstage > achter de schermen
3.applaud > applaudisseren
4.rehearse > repeteren
5. doorbraak > breakthrough
6. publiek > audience
7.  beroemdheid > celebrity
8. kleedkamer > dressing room
Theme Words: Expressing your opinion


Schrijf de vertalingen op:

1. awful > verschrikkelijk
2. impressive > indrukwekkend
3. terrible > verschrikkelijk/vreselijk
4. thrilling > spannend/ opwindend
5. dwaas/onnozel > silly
6. raar/vreemd > weird
7. verrassend > surprising
8. teleurstellend > disappointing

Slide 7 - Slide

3E: Writing & Grammar
Adjectives = bijvoeglijke naamwoorden:
-geven meer informatie over zelfstandig naamwoorden 
- komen vóór het zelfstandig naamwoord

He watched a funny film on television last weekend.
My parents have a red car.

Adjectives= bijvoeglijk naamwoorden:
- geven soms meer informatie over het onderwerp
- komen achter de werkwoorden: be, look, appear, seem, become, feel, taste

Their garden is beautiful.
The lion looked hungry.
The weather was horrible.






Slide 8 - Slide

Grammar: Word Order
Wie doet wat waar wanneer ?    
Who - Does- What - Where - When 


He watched a film on television last weekend.

Adjectives zeggen meer over "wat" en soms over "wie" (senses)

He watched a terrible film on television last weekend.
The lion looked hungry.


Slide 9 - Slide

3E-Word Order/Adjectives
Wie doet wat waar wanneer?

Zet de volgende woorden in de juiste volgorde om een zin te maken:
1) to school/ a / T-shirt/ every Monday/ blue/ Tom/ wears.
2) in the city centre/ had/ a / we / time / good / last Friday night.
3 every day / large/  she/ at home/ drinks / a / cup of coffee.

Slide 10 - Slide

Recap
1. Wat zijn adjectives?

2. Wat is de 'adjective' in de volgende zinnen:
- Tina became angry at her parents.
- He bought an expensive pair of shoes.

3. Waar zet je adjectives in een zin?

Slide 11 - Slide

Lesson 3

Slide 12 - Slide


Schrijf de vertalingen op:

1. rehearse
2.breakthrough
3. red carpet
4. because
5. for example
6. too
7. thrilling
8. impressive
9. director
10. sequel


Schrijf de vertalingen op:

1. beroemdheid
2. publiek
3. repeteren
4. dwaas/onnozel
5. charmant
6. teleurstellend
7. maar
8. hoewel
9. ondertiteling
10. kaskraker

timer
10:00

Slide 13 - Slide


Schrijf de vertalingen op:

1. rehearse > repeteren
2.breakthrough > doorbraak
3. red carpet > rode loper
4. because > omdat
5. for example > bijvoorbeeld
6. too > ook
7. thrilling > spannend
8. impressive > indrukwekkend
9. director > regisseur
10. sequel > vervolg


Schrijf de vertalingen op:

1. beroemdheid > celebrity
2. publiek > audience
3. repeteren > rehearse
4. dwaas/onnozel > silly
5. charmant > charming
6. teleurstellend > disappointing
7. maar> but
8. hoewel > although
9. ondertiteling > subtitles
10. kaskraker > blockbuster

Slide 14 - Slide