Voorbeelden
wat:
- dat, datgene: Dat(gene) wat ik wil, is niet beschikbaar.
- alles, iets, niets, het enige: Alles wat jij doet, is leuk.
- overtreffende trap: Patat is het lekkerste wat ik ooit gegeten heb.
- hele zin: Zij bleef maar tegen mij praten, wat ik heel gezellig vond.