Les 46

Op tafel: map, kern telefoon in zakkie / oortjes uit
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1,2

This lesson contains 30 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Op tafel: map, kern telefoon in zakkie / oortjes uit

Slide 1 - Slide

Op tafel: map, kern telefoon in zakkie / oortjes uit

Slide 2 - Slide

Vandaag

Hoofdstuk Les 46

Blz. 96 / 97 

Je leert de verwijswoorden deze, dit, die en dat op een goede manier gebruiken

Slide 3 - Slide

Leerdoelen

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
R: ik weet wat de regels zijn voor het gebruiken van aanwijzende voornaamwoorden deze, die, dit, dat 
T1:  Ik kan vinden naar welk ander woord in de zin deze, die, dit of dat verwijst 
T2: Ik kan in een zin het goede aanwijzende voornaamwoord invullen 
( I: Ik kan zelf een goede zin maken waarin een gegeven aanwijzend voornaamwoord gebruik) 

Slide 5 - Slide

Samen 
Vraag 1 

Slide 6 - Slide

Lees

Het vak belangrijk

Hoofdstuk Les 46

Blz. 96 / 97 


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Zelf maken 
Vraag 3, 4, 5, 7

Als je klaar bent vraag 6 + 9 

Slide 16 - Slide

Samen 
Vraag 1 

Slide 17 - Slide

Antwoorden vraag 3
 a deze, die 
 b dit, dat
 c deze, die
d dit, dat
 e dit, dat
 f deze, die

Slide 18 - Slide

Samen 
Vraag 1 

Slide 19 - Slide

Antwoorden vraag 4
a de-woorden [R]
b het-woorden
 c dichtbij
 d veraf

Slide 20 - Slide

Samen 
Vraag 1 

Slide 21 - Slide

Antwoorden vraag 5
a die: puppy’s [T1]
 b die: een nieuwe auto
c dit: een gouden armbandje
 d dat: ons cijfer voor wiskunde
 e dat: een applaus
f deze: prachtige bloemen

Slide 22 - Slide

Samen 
Vraag 1 

Slide 23 - Slide

Antwoorden vraag 7
a die 
 b die
 c deze
 d dat
e dat
f deze

Slide 24 - Slide

Antwoorden vraag 6
die: de fans 
dat: de muziek
deze: de documentaire Lemmy

Slide 25 - Slide

Geleerd? 
R: ik weet wat de regels zijn voor het gebruiken van aanwijzende voornaamwoorden deze, die, dit, dat 
T1:  Ik kan vinden naar welk ander woord in de zin deze, die, dit of dat verwijst 
T2: Ik kan in een zin het goede aanwijzende voornaamwoord invullen 

Slide 26 - Slide

Gedrag dat ik wil zien
In 3 minuten: lokaal in, zitten op plattegrond, boek schrift, pen op tafel,  jas uit, telefoon in je rugzak. 

Meedoen met de les: niet naar elkaar kijken of praten. 
Als je opdracht krijgt, ga je dat maken. 

Slide 27 - Slide

Anders:
1. Waarschuwing
2. Strafwerk
3. Eruit (dan krijg je strafwerk, worden je ouders gebeld en moet je een uur terugkomen)
4. Gesprek adjunct met je ouders als te vaak eruit 
Let op: als je strafwerk niet gemaakt hebt, kom je de les niet meer in de volgende keer. Dan ben je er dus uitgestuurd. 

Slide 28 - Slide

??

Slide 29 - Mind map

Aan de slag

Slide 30 - Slide