Thema 3 - Ordening
Wat is ordening?
1 / 24
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Wat is ordening?
Slide 1 - Mind map
Ordening verdeel je in
A
4 rijken
B
4 soorten
C
4 afdelingen
D
4 rassen
Slide 2 - Quiz
Geef de juiste volgorde van het ordenen naar een steeds kleinere groep.
A
Domein -> rijk -> Klasse -> familie -> stam -> geslacht -> soort -> orde
B
Domein-> rijk -> stam -> klasse -> orde -> familie -> geslacht -> soort
C
Rijk -> klasse -> stam -> domein -> soort -> geslacht -> familie -> stam
D
Soort -> geslacht -> familie -> orde -> klasse -> stam -> rijk -> domein
Slide 3 - Quiz
Sleepopdracht: Vul de tekst aan.
geloven dat de
afstammen van andere
Zo'n langzame
noemen we
........................
..........................
....................
..................
................
ontwikkeling
diersoorten
evolutie
biologen
mensen
Slide 4 - Drag question
Wanneer spreek je van verwantschap?
A
Als dieren in hetzelfde leefgebied wonen.
B
Als er overeenkomst is in het DNA
C
Als er overeenkomst is in het dieet (wat dieren eten)
D
Als er geen enkele overeenkomst is tussen dieren.
Slide 5 - Quiz
Welke dieren hebben de minste verwantschap?
A
Slijmprik en vissen
B
Slijmprik en reptielen
C
Zoogdieren & reptielen
D
Zoogdieren en vogels
Slide 6 - Quiz
De symmetrie van dit dier is?
A
tweezijdig
B
veelzijdig
C
eenzijdig
D
a-symmetrisch
Slide 7 - Quiz
Wat voor symmetrie heeft een zeester?
A
Tweezijdig symmetrisch
B
Niet symmetrisch
C
Veelzijdig symmetrisch
D
eenzijdig symmetrisch
Slide 8 - Quiz
Een worm heeft een inwendig skelet
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
Inwendig of
uitwendig skelet?
uitwendig skelet?
A
Inwendig
B
Uitwendig
Slide 10 - Quiz
Afdelingen met een inwendig skelet zijn
A
stekelhuidigen en gewervelden
B
weekdieren en gewervelden
C
geleedpotigen en gewervelden
D
stekelhuidigen en geleedpotigen
Slide 11 - Quiz
Sporen worden in sporenplanten gemaakt in:
A
De hoed (Paddenstoel).
B
Sporenhoopjes
C
sporendoosjes
D
Sporenhoopjes en sporendoosjes.
Slide 12 - Quiz
Sporenplanten
Vaatplanten
Sporenplant en vaatplant
Algen
Wieren
Mossen
Varens
Paardenstaarten
Bedektzadigen
Naaktzadigen
Slide 13 - Drag question
Gist is een
A
ééncellige schimmel
B
meercellige schimmel
C
ééncellige bacterie
D
meercellige bacterie
Slide 14 - Quiz
Hoe plant een gist zich voort?
A
schimmeldraden
B
knopen
C
celdeling
D
Een gist kan niet voortplanten
Slide 15 - Quiz
Schimmels maken sporen om zichzelf voort te planten. Waar maken schimmels die sporen?
A
In de schimmeldraden.
B
In bedorven voedsel.
C
In de stam van bomen.
D
In de paddenstoel.
Slide 16 - Quiz
Bacteriën planten zich voort door deling
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quiz
Op welke twee manieren kunnen bacteriën schadelijk zijn voor mensen?
A
Ze maken je blind.
Je hebt geen zin om te eten.
B
Bacteriën maken schimmels.
Ze bederven vooral brood.
C
Ze ruimen de natuur op.
Ze bederven voedsel
D
Ze maken je ziek.
Ze bederven ons eten.
Slide 18 - Quiz
De gewervelde kan je onderscheiden door de volgende kenmerken
A
De huid, lichaamstemperatuur, ademhaling, voortplanting, het milieu
B
De omgeving, de voortplanting het skelet en de symmetrie
C
De cel kenmerken, de voortplanting en het skelet
D
De temperatuur van het milieu, het skelet en de symmetrie
Slide 19 - Quiz
Bestaan de poten van een lieveheersbeestje uit leden?
A
Ja
B
Nee
Slide 20 - Quiz
Geleedpotigen
Gewervelden
Slide 21 - Drag question
Gewervelden
Geleedpotigen
Slide 22 - Drag question
Wat wordt niet gemaakt met biotechnologie?
A
kaas
B
brood
C
bier
D
chocomel
