This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 70 min
Items in this lesson
4.4 vermogen en energie
Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.
Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen.
Je kunt uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt.
Slide 1 - Slide
Vermogen van het apparaat
Het vermogen geeft aan hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt. Hoe groter het vermogen, hoe meer elektrische energie het apparaat in één seconde ‘opslurpt’.
Het vermogen wordt meestal opgegeven in watt (W), soms ook in milliwatt (mW) en in kilowatt (kW).
Slide 2 - Slide
Waar hangt het vermogen van af.
Het vermogen van een apparaat hangt af van twee factoren:
1 de spanning waarop het apparaat werkt;
2 de stroomsterkte die door het apparaat loopt.
Slide 3 - Slide
Vermogen berekenen
Voor elektrische apparaten geldt hetzelfde als voor de ballon.
de spanning en de stroomsterkte bepalen samen hoe groot het overgebrachte vermogen is.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Zaklamp A heeft een vermogen van 5 W en zaklamp B heeft een vermogen van 10 W.
Welke zaklamp heeft het grootste vermogen?
A
zaklamp A
B
zaklamp B
C
Dit hangt af van de spanning
D
dit hang af van de stroomsterkte
Slide 6 - Quiz
200 mW = ---- W
Slide 7 - Open question
2,5 W = ---- mW
Slide 8 - Open question
56 500 W = ---- kW
Slide 9 - Open question
0,736 kW = ---- W
Slide 10 - Open question
Op een spaarlamp staat: 230 V/23 W/50 Hz.
Hoe groot is het vermogen van de spaarlamp als hij op de juiste spanning brandt?
A
230 V
B
23 W
C
50 Hz
D
5290 A
Slide 11 - Quiz
Je ziet de gegevens van drie lampen.
Welke lamp heeft het grootste vermogen?
A
B
C
Slide 12 - Quiz
Eva maakt een schakeling met een elektromotor. Als spanningsbron gebruikt ze twee batterijen van elk 1,5 V. Na het inschakelen van de stroom geeft de stroommeter 20 mA aan.
Bereken het vermogen van de motor. Rond af op één decimaal.
Slide 13 - Open question
Een zeer krachtige schijnwerper is aangesloten op een spanning van 0,4 kV. De stroomsterkte door de schijnwerper is 50,5 A.
Bereken het vermogen van de schijnwerper in kW. Rond af op een decimaal.