M4 H2 Economie 2.1 2.2

H 2 Economie
mavo 4
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H 2 Economie
mavo 4

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

0. Beschrijf de geldkringloop in 10 woorden in je schrift, maak een foto en uploaden svp.

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

1. Wat zijn de drie geldfuncties?
A
Arbeid, overdrachtsinkomen, bezit
B
Chartaal geld, giraal geld, directe ruil
C
Ruilmiddel, rekenmiddel, spaarmiddel

Slide 3 - Quiz

Arbeid, overdrachtsinkomen, bezit = het soorten inkomens

Chartaal geld = munten, bankbiljetten
Giraal geld = betaalrekening of bankrekening
Directe ruil = product tegen ander product ruilen
Indirecte ruil = goederen of diensten ruilen met een ruilmiddel (geld)

2. Wat is geen geldfunctie?
A
ruilmiddel
B
spaarmiddel
C
rekenmiddel
D
leenmiddel

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

3. Wie houdt in de gaten of de banken financieel betrouwbaar zijn?
A
DNB
B
AFM
C
FIOD

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

4. afronden op 2 decimalen:
4,56734
A
4,56
B
4,6
C
4,567
D
4,57

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

5. Kun je geld lenen bij bedrijven?
A
Ja dat kan best
B
Nee, dat mag je alleen bij de bank doen

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

6. Geld lenen kost geld!!
Welk deel maakt het dat geld lenen geld kost?
A
Aflossing
B
Aflossing en rente
C
Rente

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

7. Wie kan het meeste geld lenen bij de bank?
A
student
B
bouwvakker
C
Secretaresse
D
chirurg

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

8. Wanneer is er sprake van 'rente op rente'?
A
variabele rente
B
vaste rente
C
enkelvoudige rente
D
samengestelde rente

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

9. Spaarrekening: € 1.500
1,2% rente
Hoeveel rente na 3 jaar?
Samengestelde rente
A
€ 54
B
€ 54,65
C
€ 1.554
D
€ 1.554,65

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

10. Bij samengestelde rente krijg je rente over rente.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

11. Dividend en koerswinst zijn het rendement van
A
een spaarrekening
B
obligaties
C
aandelen
D
gokken

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

12. Je hebt 30 aandelen google gekocht voor €2000. Een jaar later verkoop je alles voor €2020 wat is de koerswinst?
A
20
B
2020
C
300
D
600

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

13. Wanneer maakt een aandeelhouder koerswinst?
A
Als hij dividend ontvangt.
B
Als hij een aandeel voor meer verkoopt dan dat hij hem gekocht had.
C
Als het bedrijf winst maakt.
D
Als aandelen boven pari worden verkocht.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

14. Hoe noem je de opbrengst die je met aandelen kunt ontvangen?
A
Koerswinst
B
Dividend
C
Rente
D
Aandelenwinst

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions


15. Tom krijgt dividend. Wat is dividend?
A
De verkoopprijs van aandelen
B
De winstuitkering voor aandeelhouders.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions