Theorie 8.1

Onderwijsassistent 8.1
Rekenproblemen en rekenstoornissen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Onderwijsassistent 8.1
Rekenproblemen en rekenstoornissen

Slide 1 - Slide

Wat is het verschil tussen een rekenprobleem en een rekenstoornis?
A
Een rekenprobleem gaat over automatiseren.
B
Een rekenstoornis is niet op te lossen door veel oefenen.
C
Een rekenstoornis is aangeboren.
D
Een rekenprobleem komt alleen bij oudere kinderen voor.

Slide 2 - Quiz

Wie kan een rekenstoornis vaststellen?
A
Leraar
B
Onderwijsassistent
C
GZ-psycholoog of orthopedagoog
D
Leerling

Slide 3 - Quiz

Hoeveel procent van de leerlingen heeft gemiddeld genomen dyscalculie?
A
1% tot 2 %
B
3% tot 4%
C
5% tot 6%
D
9% tot 10%

Slide 4 - Quiz

Vaststellen dyscalculie
Bij het stellen van de diagnose dyscalculie wordt de DSM-5 gebruikt. Er zijn drie criteria.

Slide 5 - Slide

1. Aanzienlijk verschil tussen het rekenniveau van het kind en het niveau wat verwacht mag worden. 

2. De problemen met betrekking tot het rekenniveau spelen een belangrijke rol in de schoolresultaten en de dagelijkse bezigheden waarbij rekenvaardigheden worden gebruikt.

3. Wanneer er sprake is van een zintuigelijke beperking, zijn de rekenproblemen sterker aanwezig dan verwacht.

Slide 6 - Slide

Waarom denk je aan dyscalculie?
Job (9) gaat met plezier naar school. Hij kan goed meekomen, behalve bij rekenen. Het kost hem veel moeite om de getallen uit elkaar te halen. Op dit moment leren ze tafels. Job oefent veel, thuis en op school. Hij kende de tafel van 5. Nu er andere tafels bij zijn gekomen, lukt ook de tafel van 5 niet meer. Job doet zijn best, maar het lukt hem niet ze te onthouden.

Slide 7 - Slide

Subtypes dyscalculie
1. Visueel of ruimtelijk subtype:
10 - 20 - 30  (plaatsen van getallen in de getallenrij
23 899 (grote getallen schrijven)
123
55+ (onder elkaar schrijven van getallen)

Slide 8 - Slide

Subtypes dyscalculie
2. Procedureel subtype
Kinderen gebruiken rekenaanpak onder hun niveau. Gebruiken de rekenregels niet goed en ook de tussenstappen.
23 + 7 = 93 (groepeerfouten)
10 x 4 = 14 of 9 : 2 = 11 (foute bewerkingen)
17 + 32 = 19 (onvolledige procedures)
79 - 5 = 84 (omkeringen; verkeerde kant op de getallenlijn)



Slide 9 - Slide

Subtypes dyscalculie
3. Verbaalgeheugen subtype (MEEST VOORKOMENDE VORM)
Heet ook wel semantisch geheugen subtype:
- kind rekent langzaam
- komt niet tot automatiseren van eenvoudige sommen
- moeilijk basisregels en formules onthouden





Slide 10 - Slide

Bij welk subtype past deze fout?
14 + 6 = 74
A
Visueel of ruimtelijk subtype
B
Procedureel subtype
C
Verbaalgeheugen subtype

Slide 11 - Quiz

Bij welk subtype past deze fout?
Maak de getallenlijn af:
506 - 507 - 508 - 509 - 591
A
Visueel of ruimtelijk subtype
B
Procedureel subtype
C
Verbaalgeheugen subtype

Slide 12 - Quiz

Bij welk subtype past deze fout?
40 x 5 = 45

A
Visueel of ruimtelijk subtype
B
Procedureel subtype
C
Verbaalgeheugen subtype

Slide 13 - Quiz

Bij welk subtype past deze fout?
Hoe bereken je de omtrek?
lengte x breedte

A
Visueel of ruimtelijk subtype
B
Procedureel subtype
C
Verbaalgeheugen subtype

Slide 14 - Quiz

Ga verder aan je take-home tentamen

Slide 15 - Slide