OEFENTOETS 2HV SO Spelling H3 en H4 16 nov

OEFENEN
SO Spelling H3 en H4 
2H


1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

OEFENEN
SO Spelling H3 en H4 
2H


Slide 1 - Slide

planning 
Vandaag: theorie en oefenen
Morgen: werkwoordspelling 
Vrijdag: oefentoets + (bespreken)

Slide 2 - Slide

planning 
We herhalen vandaag de theorie van de spelling (H3, H4 en H6)
Hierna steeds oefenvragen om je kennis en begrip te toetsen. 

Start: koppelteken en weglatingsstreepje
(blz. 94)

Slide 3 - Slide

Welke woord is juist gespeld?

A
EU landen
B
EU-landen

Slide 4 - Quiz

Welke woord is juist gespeld?


A
bmi waarden
B
bmi-waarden
C
bmiwaarden

Slide 5 - Quiz

De koppeltekens in doe-het-zelfzaak
zijn juist gebruikt.
A
Eens
B
Oneens

Slide 6 - Quiz

In het woord
'veertien+ jarigen'
moet een koppelteken geplaatst worden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

In het woord
'mee + eten'
moet een koppelteken geplaatst worden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

In het woord
'ex+ roker'
moet een koppelteken geplaatst worden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

In het woord
'T+ shirt'
moet een koppelteken geplaatst worden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

In het woord
'bijna+ botsing'
moet een koppelteken geplaatst worden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

weglatingsstreepje
Wat is de regel?
Waar zet je het streepje?


(blz. 94)

Slide 12 - Slide

Is het onderstaande woord juist gespeld?
dinsdag- en woensdagavond
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Is het onderstaande woord juist gespeld?
wieler- en fietswedstrijden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Is het onderstaande woord juist gespeld?
mooie- en lelijke boeken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Waarom schrijf je Oost-Nederland met een koppelteken?
A
Omdat je een deel van een woord weglaat.
B
Omdat het een samenstelling is van twee gelijkwaardige woorden.
C
Bij aardrijkskundige namen of woorden die ervan afgeleid zijn
D
Omdat je sommige klinkers ook samen kunt uitspreken ('botsende klinkers').

Slide 16 - Quiz

Tussenletters in samenstellingen

Slide 17 - Slide

Welk woord is juist gespeld?
Samenstelling: gezelschap+ spel

A
gezelschapspel
B
gezelschapsspel

Slide 18 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
Samenstelling: weer + verwachting

A
weerverwachting
B
weersverwachting

Slide 19 - Quiz

Wel of niet (e)n toevoegen?

Blz. 124

Leer de regels!

Slide 20 - Slide

Welke regel hoort bij de samenstelling groentesoep?



A
Het eerste deel heeft een meervoud op -s én op -en.
B
Het eerste deel heeft geen meervoud.
C
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord.
D
Het eerste deel verwijst naar iets waarvan er maar één is.

Slide 21 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
Samenstelling:
A
retegoed
B
retengoed

Slide 22 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
Samenstelling: huil+ balk

A
huilebalk
B
huilenbalk

Slide 23 - Quiz

Welke regel hoort bij de samenstelling
zonnestelsel?



A
Het eerste deel heeft een meervoud op -s én op -en.
B
Het eerste deel heeft geen meervoud.
C
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord.
D
Het eerste deel verwijst naar iets waarvan er maar één is.

Slide 24 - Quiz

Welke regel hoort bij de samenstelling
gedachtesprong?



A
Het eerste deel heeft een meervoud op -s én op -en.
B
Het eerste deel heeft geen meervoud.
C
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord.
D
Het eerste deel verwijst naar iets waarvan er maar één is.

Slide 25 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?

A
hellevuur
B
hellenvuur

Slide 26 - Quiz

Welke regel hoort bij de samenstelling knarsetanden?



A
Het eerste deel heeft een meervoud op -s én op -en.
B
Het eerste deel heeft geen meervoud.
C
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord.
D
Het eerste deel verwijst naar iets waarvan er maar één is.

Slide 27 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?

A
beregezellig
B
berengezellig

Slide 28 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?

A
tv-uitzending
B
tvuitzending

Slide 29 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?

A
nek-aan-nekrace
B
nek-aan-nek-race

Slide 30 - Quiz

Los of aan elkaar schrijven?

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Aan elkaar of los?

Blz. 185

Leer de regels!

Slide 34 - Slide

Huiswerk

Maak opdracht 4 (blz. 185).
Neem de hele tekst over!

Slide 35 - Slide