6.1 Relaties

Begin nieuw thema 
Duurzaamheid
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Begin nieuw thema 
Duurzaamheid

Slide 1 - Slide

Voorkennis activeren
Schrijf voor jezelf op het wisbordje 3 dingen waaraan jij moet denken bij het woord: 

Duurzaamheid

Je hebt 1 minuut, dit doen we in stilte

Slide 2 - Slide

Antwoorden uitdelen aan elkaar
Ga nu samen met je buurman/ buurvrouw jullie antwoorden bekijken

Wat hebben jullie hetzelfde en wat hebben jullie anders

Je hebt 2 minuten

Slide 3 - Slide

Wat gaan we deze les doen
5 min mini quiz
10 min uitleg 6.1
5 min klassikale opdracht over de nieuwe kennis

10 min HW maken
5 min Exitvraag

Slide 4 - Slide

6.1 Relaties

Slide 5 - Slide

Leerdoelen

6.1.1 Je weet dat organismen en hun milieu elkaar beïnvloeden.

6.1.2 Je kunt een voedselketen en een voedselweb maken.

Slide 6 - Slide

Organismen en hun omgeving hebben invloed op elkaar. Een konijn bijvoorbeeld heeft in zijn omgeving water, voedsel en zuurstof nodig om te blijven leven. Konijnen hebben ook invloed op hun omgeving. Ze graven bijvoorbeeld holen in de grond.

Slide 7 - Slide

Mini quiz
Jullie krijgen steeds een stelling te zien

Doe het groene bordje omhoog als je denkt dat de stelling waar is

Doe het rode bordje omhoog als je denkt dat de stelling niet waar is

Slide 8 - Slide

Heeft de mens hier invloed op het milieu?
Ja
Nee

Slide 9 - Slide

Heeft de vogel hier invloed op het milieu?
Ja
Nee

Slide 10 - Slide

Heeft de mol hier invloed op het milieu?
Ja
Nee

Slide 11 - Slide

Heeft hier het milieu invloed op de mens?
Ja
Nee

Slide 12 - Slide

Milieu
Het milieu heef invloed op organismen en andersom ook


Ecologie = het zoeken van de relaties tussen organismen en hun milieu (leefomgeving).
bijvoorbeeld waar de dieren eten zoeken in de omgeving





Slide 13 - Slide

Wat zie je voor relaties op dit plaatje?

Slide 14 - Slide

Voedsel keten
= een schema waarin staat wie        wat eet



Slide 15 - Slide

Voedselketens
Voedselketen = een schema waarin staat wie wat eet

Regels bij voedselketens:
  1. Je begint altijd bij organismen die hun eigen energie maken (vaak zijn dit planten)
  2. Pijlen betekenen 'wordt gegeten door'

Slide 16 - Slide

Planten eters, vlees eters, alles eters

Slide 17 - Slide

Voedselketen
Verschillende organismen in een weiland
Konijn = planteneter
Vos = vleeseter

gras --> konijn -->  vos  = voedselketen

Slide 18 - Slide

Voedselketen 
schakel = deel van een voedselketen.

De eerste schakel van een voedselketen is altijd een plant.
De tweede schakel is altijd een planteneter. 
De derde schakel is altijd een vleeseter 

Slide 19 - Slide

Voedselweb
In een voedselweb komen verschillende voedselketens voor.
Een dier die bijna alles eet = een alleseter

Een voedselketen bestaat uit Producenten, consumenten en reducenten

Slide 20 - Slide

Producenten
Een plant is een producent, omdat het zelf zijn voedsel kan maken ( fotosynthese ( water+ koolstofdioxide+ licht= glucose + zuurstof)
-> welke schakel?
Dieren die de producenten
 opeten heten consumenten 
(de konijn en vos)

Slide 21 - Slide

Consumenten
Je kunt de consumenten op
volgorde in de voedselketen 
nummeren.

Producenten worden gegeten door consumenten van de eerste orde. Die worden gegeten door consumenten van de tweede orde, enz.


Slide 22 - Slide

Afvaleters

Slide 23 - Slide

Reducenten
Bacteriën en schimmels
ruimen dode organismen
op. --> reducenten

Hierbij komen 
voedingsstoffen vrij deze horen bij de kringloop

Slide 24 - Slide

Kringloop van stoffen

Slide 25 - Slide

Biologisch en niet-biologisch afbreekbaar afval  
Biologisch afbreekbaar afval 
van planten en dieren, kan wel worden afgebroken door reducenten.  

Niet-biologisch afbreekbaar afval van kunststof, glas, metaal, steen, kan niet worden afgebroken door reducenten.

Slide 26 - Slide

Hoe worden verschillende voedselketens die met elkaar verbonden zijn genoemd?
A
Organismen
B
Schakel
C
Voedselweb

Slide 27 - Quiz

Waarom zijn de reducenten zo belangrijk in de voedselketens.
A
zij ruimen alles op
B
Zij zetten de anorganische stoffen om in organische stoffen
C
Zij zetten de organische stoffen om in anorganische stoffen
D
Zij ruimen de dode resten van dieren op

Slide 28 - Quiz

Vul in het schema van het voedselweb de volgende organismen op de juiste plaats in (zie afbeelding). 
bladluis 
buizerd 
konijn 
lieveheersbeestje 
merel 
planten 

Slide 29 - Drag question

T3
Producenten
Voedselketen
Reducenten
Voedselweb
Consumenten

Slide 30 - Drag question

6.1 Wat ga je doen:
Maak opdr 1 tm 8

Klaar? maak dan opdracht 9

Slide 31 - Slide

Exitvraag
6.1.1 Je weet dat organismen en hun milieu elkaar beïnvloeden.

6.1.2 Je kunt een voedselketen en een voedselweb maken.

Slide 32 - Slide