Bestudeer 'Mein Wortschatz' op S.100 in je AB.Als je goed kijkt, zie je dat als je wilt zeggen waar iets
gebeurt, dat je dan 'in' gebruikt, bijv. 'Waar maak je
toetsen?' 'In het klaslokaal.'
In het Duits zeg je bij 'die-woorden' 'in DER Schulmensa' of
'in DER Bibliothek'.
In het Duits zeg je bij 'der-woorden' IN DEM --> IM, dus:
'IM Informatikraum'. of 'AUF DEM Schulhof'