This lesson contains 22 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
COMMUNICATIE JAAR 1
BLOK 3
LES 2
Slide 1 - Slide
BLOK 3
* Podcast maken
* Gesprekken voeren
* Vakteksten lezen
* Schrijven
Slide 2 - Slide
BLOK 3
* En natuurlijk, monologen...
Slide 3 - Slide
VANDAAG
* Vorige week
* Argumenteren en redeneren
* Bespreken mails
Slide 4 - Slide
VORIGE WEEK
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
DE ROOS VAN LEARY
* Dominantie (verticaal, boven-onder), wie is de baas?
roept een tegengestelde reactie op
* Relatie (horizontaal, samen-tegen), met of tegen elkaar?
roept een gelijksoortige reactie op
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
ARGUMENTATIE
Slide 11 - Mind map
REDENEREN
Standpunt: de positie die je inneemt ten opzichte van een stelling; de uitspraak waarvan je de juistheid/onjuistheid wil aantonen. Brengt een oordeel tot uitdrukking.
Argument: ondersteuning van een standpunt met als doel overtuigen.
Redenering: verband tussen argument en standpunt. Kan geldig of ongeldig zijn.
Slide 12 - Slide
VOORBEELD
Die rapper is slecht, want hij rijmt niet.
Standpunt: die rapper is slecht
Argument: hij rijmt niet
Als een rapper niet rijmt, is hij slecht
De rapper rijmt niet
Dus: hij is slecht
Slide 13 - Slide
VOORBEELD
Als een rapper rijmt, dan is hij goed
De rapper rijmt niet
Dus: de rapper is niet goed?
Hij is niet goed
Dus: hij rijmt niet?
Slide 14 - Slide
VOORBEELD
De dokter zegt: “Als je mijn medicijn slikt, dan word je beter.”
Een week later kom je de dokter tegen bij de supermarkt.
De dokter kijkt je aan en concludeert: “Je ziet er goed uit. Je hebt dus mijn medicijn geslikt.”
Slide 15 - Slide
VOORBEELD
Als mijn tracks goed zijn, dan krijg ik een deal bij een label.