Les 1: Wat is een debat en argument?

Welkom!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, vwoLeerjaar 3,4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Doelen
De komende weken gaan we aan de slag met het debat.

Doelen van vandaag:
Aan het eind van deze les weet ik wat een debat is. 
Aan het eind van deze les weet ik wat een goed argument is.

Slide 2 - Slide

Even warm worden!

Slide 3 - Slide

Stelling: De workshops op onze school zijn een goed idee.
A
EENS
B
ONEENS

Slide 4 - Quiz

Stelling: De flexlessen op de Knip zijn een goed idee. Geef nu aan waarom je eens of oneens bent!

Slide 5 - Open question

Stelling: Ouders mogen altijd meekijken op de telefoon van hun kind.
A
EENS
B
ONEENS

Slide 6 - Quiz

Stelling: Ouders mogen altijd meekijken op de telefoon van hun kind. Je hebt eens of oneens geantwoord op deze stelling. Geef nu aan of je het eens of oneens bent.

Slide 7 - Open question

Debat

  • Scherp geformuleerde stelling

  • Overtuigen jury

  • duidelijke regels

  • eindoordeel op basis van vooraf afgesproken criteria
Discussie

  • al pratend positie innemen


  • overtuigen gesprekspartner

  • geen regels

  • eindoordeel op basis van gevoel

Slide 8 - Slide


Het debat

Sprekers krijgen in een debat de tijd om hun mening toe te lichten. 
Het doel van een debat is om het publiek/de jury te overtuigen.
Het gaat dan niet om wie gelijk heeft, maar om wie het beste zijn mening kan onderbouwen / het overtuigendst is.

Een debat is een discussie met regels.

Slide 9 - Slide

Waarover heb jij wel eens een debat gezien?

Slide 10 - Open question

Doel en rollen
Een debat is een woordstrijd tussen twee partijen over een stelling.  De ene partij neemt een positief standpunt in , de andere partij neemt een negatief standpunt in  over een bepaalde mening of kwestie.

Om te debatteren moet je kunnen argumenteren!

Slide 11 - Slide

Wat moet je kunnen?
- Je eigen standpunt verdedigen
- Het standpunt van de tegenpartij kunnen weerleggen
- Snel reageren op wat de tegenpartij naar voren brengt
- Goed presenteren

Slide 12 - Slide

Overloopdebat
Alleen een dwaas verandert nooit van mening. Dat wordt wel eens gezegd. Waarom zou je niet van mening mogen veranderen tijdens een debat? Bij een overloopdebat mag dat! Na het voorlezen van de stelling, vraag je de debaters die voor zijn om aan een kant te zitten; tegenstanders aan de andere kant. Maar tijdens het debat mogen mensen van mening veranderen. Bijvoorbeeld als ze een argument horen van de andere kant dat ze overtuigend vinden. Of als ze juist afgestoten worden door argumenten van hun medestanders. En extra leuk: ook mensen die normaal niks zeggen, hebben een mening. Want door te blijven zitten, neem je ook een standpunt in. De debatleider kan hen dus ook vragen waarom ze blijven zitten. Wat zal blijken: stillere wateren hebben diepe gronden.





Slide 13 - Slide

Wat is een argument?
Een argument is een uitleg waarmee je de stelling bewijst (als je voor bent) of ontkracht (als je tegen bent).
 Argumenten zijn te herkennen aan signaalwoorden zoals:


Slide 14 - Slide

Hoe bedenk je een argument?
Als je gaat debatteren, is de ene groep voor en de andere groep tegen de stelling. Een stelling is eigenlijk een standpunt of een mening over hoe iemand vindt dat de wereld zou moeten zijn.

   

Slide 15 - Slide

Hoe bedenk je een argument?
Maar hoe bedenk je die argumenten? Een goede manier is door drie vragen aan jezelf te stellen. De antwoorden op die vragen gebruik je voor je argumenten. Dit zijn de vragen:

  1.  Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?
  2.  Wat zijn de voordelen of nadelen?
  3.  Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die komt door de stelling goed of slecht voor die mensen?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Soorten argumenten
Er zijn verschillende soorten argumenten. Het belangrijkste verschil tussen deze soorten argumenten is dat er argumenten zijn waarin je gebruik maakt van feiten (objectief) en er zijn argumenten waarin je gebruik maakt van je mening, gevoel of overtuiging (subjectief). 

Slide 18 - Slide

Nu proberen
Een president mag een strafblad hebben.

Slide 19 - Slide

Ik weet nu wat een goed argument inhoudt.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll