3 basis - 1.1 Kun jij kopen wat je wilt?

1.1 Kun jij kopen wat je wilt?
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1.1 Kun jij kopen wat je wilt?

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
  • Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften
  • Ik kan uitleggen welke middelen er zijn om in je behoeften te voorzien
  • Ik kan uitleggen wat prioriteiten stellen is 
  • Ik kan met procenten een getal berekenen

Slide 5 - Slide

Behoeften
Economie gaat over de behoeften die mensen hebben en de keuzes die ze maken om in hun behoeften te voorzien

Slide 6 - Slide

Verschillende behoeften
Afhankelijk van:
  • leeftijd
  • je budget
  • geslacht
  • vrienden / klasgenoten
  • familie
  • reclames

Slide 7 - Slide

Primaire- / basisbehoeften

Alles wat je nodig hebt om te kunnen leven (voedsel, kleding, onderdak en gezondheidszorg)
Secundaire- / overige behoeften

Alles wat je wil hebben om je leven leuker en makkelijker te maken

Slide 8 - Slide

Hoe kan je in je behoefte voorzien?






                      Geld                                                                 Tijd

Slide 9 - Slide

Schaarste
Waarom moet je eigenlijk 
betalen om iets te kopen?

Omdat iemand er tijd
en/of geld in heeft gestoken




Slide 10 - Slide

Vrije goederen

Zonlicht, zeewater en wind zijn niet 
schaars, 
het zijn vrije goederen

Voor schaarse goederen moet iets opgeofferd worden,
voor vrije goederen niet.

Slide 11 - Slide

Welvaart
Hoe goed kan jij in je behoeften voorzien? Oftewel: hoe meer geld en tijd je hebt des te hoger je welvaart!

Het tegenovergestelde van welvaart = armoede

Slide 12 - Slide

Met procenten een getal berekenen (manier 1)
Je kunt hiervoor een formule gebruiken.

Slide 13 - Slide

Met procenten een getal berekenen (manier 2)
Je kunt ook een verhoudingstabel gebruiken.

Slide 14 - Slide

Je inkomen is 400 euro per maand.
Hiervan geef je 63% uit aan basisbehoeften.
Hoeveel euro is dit? (schrijf je berekening op!)

Slide 15 - Open question

Aan de slag

Lees blz. 10 t/m blz. 13

Maak opdracht 1 /m 14

Slide 16 - Slide