C. Salzen


Werkwoorden!

Wat weet 
je  nog ?

1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Werkwoorden!

Wat weet 
je  nog ?

Slide 1 - Slide

Werkwoorden, waarom zijn ze zo belangrijk?

Slide 2 - Mind map

Werkwoorden
* BASIS van iedere zin  

                      >>>>    spreken    &    schrijven

Slide 3 - Slide

Hoe vorm je de stam van een werkwoord?

Slide 4 - Mind map

Hoe vorm je de stam van een werkwoord?


 * hele werkwoord - en:
                              wohnen
                                spielen
                                  essen

Slide 5 - Slide

KENMERK van regelmatige ZWAKKE werkwoorden?

Slide 6 - Mind map

Hoofdregel (feesttenten)
FE-
ich
spiele
du
spielst
er / sie / es
spielt
wir
spielen
ihr
spielt
sie / Sie
spielen

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
stam + st
stam + e
stam + t
stam + en
stam + t
stam + en

Slide 9 - Drag question

Lübecker Marzipan (kommen) aus Deutschland.
A
komme
B
kommst
C
kommt
D
kommen

Slide 10 - Quiz

Ich (wohnen) in Schagen und ich (heißen) Fritz.
A
wohnst - heißst
B
wohne - heiße
C
wohnt - heiße
D
wohn - heiß

Slide 11 - Quiz

(Haben) ihr Hausaufgaben?
A
Habt
B
Habst
C
Habe
D
Hat

Slide 12 - Quiz

Hoe vorm je het voltooid deelwoord van de regelmatige zwakke werkwoorden?

Slide 13 - Mind map

Voltooid deelwoord Zw. WW:
Hulpwerkwoord haben of sein  ....  gestam + t

Voorbeelden:
Ich habe Gitarre gespielt.
Ich bin gestern nach Amsterdam gereist.

Slide 14 - Slide

Ich (haben) mein Haus (schmücken).
(versieren)
A
habe - geschmückst
B
hat - geschmückt
C
habe - geschmückt
D
habt - schmückt

Slide 15 - Quiz

Mein Bruder (haben) Fußball (spielen).
A
hast - gespielet
B
habe - gespield
C
habt - gespielt
D
hat - gespielt

Slide 16 - Quiz

(Haben) du in der Disko (tanzen)
A
Hat - getanzst
B
Hast - getanzt
C
Habt - getanzd
D
Habe - getanzt

Slide 17 - Quiz

Deze vind je in de woordenlijst: ....

Slide 18 - Slide

7. Grammatik                Seite 90
We kijken naar de uitlegvideo: 
Werkwoorden met stam op -s, - ss, -z & ß

Kijkvraag:
Wat is anders?

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Seite 90

Slide 21 - Slide

(Tanzen) du gerne?

A
Tanzt
B
Tanzst
C
Tanze
D
Tanzen

Slide 22 - Quiz

Wie (heißen) du?

A
heißst
B
heiße
C
heißen
D
heißt

Slide 23 - Quiz


Meine Mutter (salzen) die Pommes zu sehr!
A
salzst
B
salzt
C
salze
D
salzen

Slide 24 - Quiz

Wo (sitzen) du immer im Klassenzimmer? Neben Anna.
A
sitzst
B
sitze
C
sitzt
D
sitzen

Slide 25 - Quiz

Hallo Peter, (schwänzen) du oft?
Nein, ich schwänze nie!
A
schwänzst
B
schwänze
C
schwänzt
D
schwänzen

Slide 26 - Quiz

Zet bij je notities op  pagina 117: ...

Slide 27 - Slide

Jetzt du!
Huiswerk ...
Maak in je boek:
           * Oefening 13, 14 & 15 
           * op pagina 90  -  91
Leren: 
            * Werkwoorden met 
                stam op -s, -ss, -z, -ß

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide