Havo examenidioom chapitres 1,2,3,4,5,6

Quiz à multiple choix
Idioom chapitres 1,2,3,4,5,6

Choisis la bonne traduction
de tous "les mots français"

1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Quiz à multiple choix
Idioom chapitres 1,2,3,4,5,6

Choisis la bonne traduction
de tous "les mots français"

Slide 1 - Slide

Wat betekent "se marier" ?
A
Verhuizen
B
Trouwen
C
Scheiden
D
Samenwonen

Slide 2 - Quiz

Wat is de betekenis van
"faire des études"
A
Naar school gaan
B
Studeren
C
Onderzoek doen
D
Een presentatie geven

Slide 3 - Quiz

Wat betekent "nourrir" ?
A
Voeden
B
Koken
C
Drinken
D
Proeven

Slide 4 - Quiz

Wat is de correcte vertaling van "s'inquiéter" ?
A
Zich verheugen
B
Zich ontspannen
C
Zich zorgen maken
D
Zich verstoppen

Slide 5 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van
un "époux" ?
A
kind
B
vriend
C
echtgenoot
D
oom

Slide 6 - Quiz

Wat betekent "amitié" ?
A
huwelijk
B
liefde
C
ruzie
D
vriendschap

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van
"maigrir" ?
A
Eten
B
Aankomen
C
Bewegen
D
Afvallen

Slide 8 - Quiz

Wat betekent "la famine" ?
A
De maaltijd
B
De honger
C
Het dieet
D
De eetlust

Slide 9 - Quiz

Wat betekent "fidèle" ?
A
Trouw
B
Moe
C
Vrijgevig
D
Grappig

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van "la pollution" ?
A
De natuur
B
De oplossing
C
De vervuiling
D
Het hergebruik

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van
"un enseignant" ?
A
een leerling
B
een onderwijsinstelling
C
een docent
D
een coach

Slide 12 - Quiz

Wat betekent "le réchauffement" climatique ?
A
De afkoeling
B
De klimaatverandering
C
De opwarming
D
De vervuiling

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide