This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Woordsoorten: Ontdek alle benamingen!
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je alle woordsoorten herkennen.
Slide 2 - Slide
Vertel de leerlingen wat ze aan het einde van de les zullen leren.
Wat weet je al over de verschillende woordsoorten?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Wat zijn woordsoorten?
Woorden hebben een functie in een zin en worden daarom ingedeeld in woordsoorten.
Slide 4 - Slide
Leg aan de hand van voorbeelden uit wat woordsoorten zijn.
Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord waarmee je een mens, dier, ding of plaats aanduidt.
Slide 5 - Slide
Geef voorbeelden van zelfstandig naamwoorden en laat de leerlingen zelf ook voorbeelden bedenken.
Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
Slide 6 - Slide
Laat de leerlingen zelfstandig naamwoorden en bijvoeglijk naamwoorden combineren in zinnen.
Werkwoord
Een werkwoord geeft aan wat er gebeurt of wat er wordt gedaan.
Slide 7 - Slide
Laat de leerlingen werkwoorden herkennen in zinnen en vraag ze om zelf zinnen te maken met werkwoorden.
Bijwoord
Een bijwoord zegt iets over het werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord.
Slide 8 - Slide
Laat de leerlingen bijwoorden herkennen in zinnen en vraag ze om zelf zinnen te maken met bijwoorden.
Voorzetsel
Een voorzetsel geeft aan hoe iets zich verhoudt tot een ander woord in de zin.
Slide 9 - Slide
Laat de leerlingen voorzetsels herkennen in zinnen en vraag ze om zelf zinnen te maken met voorzetsels.
Voegwoord
Een voegwoord verbindt woorden, zinnen of zinsdelen met elkaar.
Slide 10 - Slide
Laat de leerlingen voegwoorden herkennen in zinnen en vraag ze om zelf zinnen te maken met voegwoorden.
Herhaling en oefening
Laten we nog eens de woordsoorten herhalen en oefenen met het herkennen ervan.
Slide 11 - Slide
Geef de leerlingen oefeningen en laat ze zelf zinnen maken waarin ze woordsoorten gebruiken.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 12 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 13 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 14 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.