Thema 5 Basisstof 5 Gedrag 1kgt

Thema 5: Waarneming en gedrag
Basisstof 5: Gedrag
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 5: Waarneming en gedrag
Basisstof 5: Gedrag

Slide 1 - Slide

Planning van de les
-Terugblikken op de vorige les
-Lesdoelen bespreken
-Uitleg theorie
-Aan de slag!
-Controleren of de lesdoelen zijn behaald!

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

7. De deurbel gaat en je doet open. Zet de begrippen in de juiste volgorde zoals wordt afgelegd in het zenuwstelsel. 
1
2
3
4
5
Impuls gaat via zenuw
Impuls bereikt hersenen
De deurbel gaat
Je loopt naar de deur
Geluid naar gehoorzintuig

Slide 4 - Drag question

Wanneer ben je je bewust van een prikkel?
A
als een zintuig een prikkel omzet in een impuls
B
als een impuls aankomt in je spieren
C
als een impuls aankomt in de hersenen

Slide 5 - Quiz

Geef de onderdelen van het centrale zenuwstelsel
A
Hersenen, ruggenmerg, zenuwen
B
Hersenen, ruggenmerg
C
Hersenen

Slide 6 - Quiz

Wat is de taak van de zenuwen
A
impulsen aanmaken
B
impulsen doorgeven aan de hersenen
C
ze verbinden het centrale zenuwstelsel met de rest van lichaam
D
ze produceren bepaalde stoffen

Slide 7 - Quiz

In de afbeelding is een deel van het zenuwstelsel schematisch getekend.

16. Welk nummer is GEEN deel van het centrale zenuwstelsel?

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Lesdoelen
Aan het einde van de les:
 
  • kun je uitleggen wat gedrag is
  • Kun je uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald
  • Kun je  het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag 

Slide 9 - Slide

Gedrag
"Alles wat een mens of dier doet, is gedrag. Bijvoorbeeld lachen en naar iets kijken. Ook geluiden maken, slapen of zelfs gewoon stilstaan zijn gedrag."

Slide 10 - Slide

Wat is gedrag?
-Gedrag bestaat uit handelingen die met elkaar samenhangen. 
-Die handelingen hebben samen een doel

-Het jachtgedrag van de lynx bestaat uit een serie handelingen.
-Het doel is eten om in leven te blijven.

Slide 11 - Slide

Gedragsketen
-Verschillende handelingen volgen elkaar in een vaste volgorde op. De ene handeling leidt tot de volgende handeling. 

-Het effect van spieden = een prooi opmerken. Leidt tot de volgende handeling: Sluiplopen

-Gedragsketen = als het effect van de ene handeling leidt tot een volgende handeling. 

Slide 12 - Slide

Motivatie
-Motivatie = de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag. 

-Als je veel hebt gegeten, is je motivatie om te eten laag. 
De prikkel "ruiken van friet" leidt dan niet tot eetgedrag. 
Bij honger is je motivatie om te eten hoog. 
Dan leidt de prikkel wel tot een respons. 

Slide 13 - Slide

Aangeboren of aangeleerd
-Gedrag is voor een deel aangeboren en voor een deel aangeleerd

-Schrikreflex is aangeboren gedrag

-Een peuter die met een lepel kan eten is aangeleerd gedrag

Slide 14 - Slide

Sociaal gedrag
-Bij veel dieren en mensen wordt gedrag beïnvloed door soortgenoten. -Gedrag van soortgenoten naar elkaar noem je sociaal gedrag

Een handeling van een dier (of mens) is een prikkel voor een handeling van een soortgenoot. 

Slide 15 - Slide

Sociaal gedrag
-Een prikkel of handeling bij sociaal gedrag noem je een signaal

Zwaaien is een signaal aan een soortgenoot. 
Signalen -> communiceren

Voorbeelden bij mensen:
Lichaamshouding, gebaren en taal.
Voorbeelden bij dieren:
Kleur, geluiden en geur.

Slide 16 - Slide

Gedrag van mensen
Mensen denken na over hun gedrag en ze beoordelen het gedrag van anderen. Dieren doen dat niet.

-Waarden zijn de dingen die mensen belangrijk vinden in het leven:
Eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid, vrijheid
-Normen zijn gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat je je eraan moet houden:
Je mat niet stelen (gebaseerd op de waarde "eerlijkheid")

Slide 17 - Slide

Signaal met meerdere betekenissen
Een hand opsteken is een signaal. Dit kan verschillende betekenissen hebben.

Je kijkt naar de situatie, de gezichtsuitdrukking en de lichaamshouding. 

Slide 18 - Slide

Observatie en interpretatie
-Het feitelijke gedrag dat je waarneemt = observatie.
"De hond beweegt zijn staart op en neer"

Wat jij DENKT dat dit gedrag betekent = interpretatie
"de hond is blij"

Slide 19 - Slide

Aan de slag
-Basisstof 5
-Opdracht 1 t/m 8
-Zelfstandig in stilte

Slide 20 - Slide

Zijn de leerdoelen behaald?

Quizz

Slide 21 - Slide

Wat is gedrag?
A
Alles wat mensen doen
B
Alles wat dieren doen
C
Alles wat mensen en dieren doen
D
Alles wat planten, dieren en mensen doen

Slide 22 - Quiz

Wat is een gedragsketen?
A
Serie handelingen in vaste volgorde
B
Gedrag dat altijd gebeurt

Slide 23 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een gedragsketen?
A
Jezelf aankleden voor het voetbal
B
Remmen met je fiets
C
Groente snijden voor de groentensoep
D
De lamp aanzetten in een donkere kamer

Slide 24 - Quiz

Is leren fietsen aangeboren of aangeleerd gedrag?
A
Aangeboren gedrag
B
Aangeleerd gedrag

Slide 25 - Quiz

Het kunnen eten met mes en vork. Is dit aangeboren of aangeleerd gedrag?
A
Aangeboren
B
Aangeleerd

Slide 26 - Quiz

aangeleerd / aangeboren gedrag
een kitten drinkt bij de moeder kat
A
aangeleerd
B
aangeboren

Slide 27 - Quiz

motivatie om gedrag te vertonen hangt af van..
A
inwendige prikkels
B
uitwendige prikkels
C
beide soorten prikkels

Slide 28 - Quiz

Is het piepen van de kuikens aangeboren of aangeleerd gedrag?
A
aangeboren gedrag
B
aangeleerd gedrag

Slide 29 - Quiz

Als je net heel veel hebt gegeten, is je motivatie dan laag of hoog om nog een broodje te eten?
A
laag
B
hoog

Slide 30 - Quiz


De hond op de foto is blij
A
Observatie
B
Interpretatie

Slide 31 - Quiz

De kat ligt op de bank.
A
Interpretatie
B
Observatie

Slide 32 - Quiz

interpretatie of een observatie?
"De kat is moe".
A
Interpretatie
B
Observatie

Slide 33 - Quiz

interpretatie of een observatie?
"De kat ligt op de bank".
A
Interpreatie
B
Observatie

Slide 34 - Quiz

Is het een interpretatie of een observatie?
De hond loopt mank.
A
Interpretatie
B
Observatie

Slide 35 - Quiz