This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 100 min
Items in this lesson
Planning: komende les-sen
Terugblik vorige les op Landeweer
Aanwezigheidsregistratie
Bedrijfsprocessen en -functie's
Uitleg toetsweek
Afsluiten
Slide 1 - Slide
Wat weet je nog over bijv. de balans ?
Slide 2 - Mind map
Vorige les
4 soorten BTW %
Bruto en nettoverkoopprijs
Kostprijs
Winstopslag
Kosten en uitgaven
Slide 3 - Slide
Netto-verkoopprijs
Kostprijs 100%
Winst-opslag + 70%
Netto-verkoopprijs 170%
Slide 4 - Slide
Bruto-verkoopprijs
Netto-verkoopprijs 100% 100%
Btw +9%+ of 21% +
Bruto-verkoopprijs 109% 121%
Slide 5 - Slide
Bedrijfsdoelen
In een bedrijf streeft men een doel na. Hiervoor moet je activiteiten uitvoeren. We kunnen hierbij onderscheid maken tussen de hoofdactiviteiten, ofwel de primaire processen, en de ondersteunende activiteiten, de secundaire processen.
Slide 6 - Slide
Primaire processen
Primaire processen zijn de activiteiten die direct bijdragen aan de levering van producten of diensten. Ze zijn van levensbelang voor het bedrijf. Als deze primaire processen wegvallen, kan de onderneming niet verder voortbestaan.
Slide 7 - Slide
Geef een voorbeeld van een primair proces van een bedrijf
timer
1:00
Slide 8 - Open question
Primaire processen
inkoop
productie
logistiek (opslag en distributie)
verkoop
Slide 9 - Slide
Secundaire processen
Secundaire processen zijn de activiteiten die de primaire processen in een bedrijf mogelijk maken.
Slide 10 - Slide
Geef een voorbeeld van een secundair proces van een bedrijf
timer
1:00
Slide 11 - Open question
Secundaire processen
personeelszaken
salarisadministratie
kantine
postkamer
Slide 12 - Slide
Soms primair, soms secundair
Sommige processen zijn in het ene bedrijf een primair proces maar in een ander bedrijf een secundair proces.
voorbeeld
Neem het proces salarisadministratie. bij een administratiekantoor is dit een primair proces, maar bij een school is het een secundair proces.
Slide 13 - Slide
Gegegevensverzameling
Om het primaire proces van bijvoorbeeld de verkoop goed te laten verlopen, moet de afdeling verkoop ondersteund worden door diverse andere afdelingen. Zij verzorgen de secundaire processen. Zo kunnen onder meer de afdeling administratie en de afdeling marketing voor informatie zorgen die relevant is voor het verkoopproces.
Slide 14 - Slide
Administratie verwerken
De gegevens verschillen van bedrijf tot bedrijf, maar ze hebben één ding gemeen: wil je er informatie uit kunnen halen, dan moeten ze verwerkt worden. Dat doe je door de financiele feiten vast te leggen.
Slide 15 - Slide
Bedrijfsfunctie
Alles wat een bedrijf doet om de bedrijfsdoelstelling te behalen
3 Belangrijkste bedrijfsfuncties zijn:
Primaire functie --> verkoop,productie en marketing
Logistieke functie-->inkoop, magazijn en expeditie
Financiële functie --> administratie en financiën
Slide 16 - Slide
Herhaling oude stof!
Dit komt iedere keer terug en ook op je toets!
Slide 17 - Slide
Boekingsdocument
Inkoop
Bankafschrift
Verkoopfactuur
Betaling
Inkoopfactuur
Kasbewijs
Verkoop
Ontvangst
Memo
Slide 18 - Drag question
Met welk document controleer je de inkoopfactuur?
A
Bestelbon (BB)
B
Orderbevestiging (OB)
C
Pakbon (PB)
D
Verkoopfactuur (VF)
Slide 19 - Quiz
Wat zit er meestal bij de levering van de goederen..?
A
Pakbon
B
Inkoopfactuur
C
Memo
Slide 20 - Quiz
Sleep de juiste naam naar de juiste factuur (je werkt voor Hands on trends)
Inkoopfactuur
Verkoopfactuur
Slide 21 - Drag question
Van wie ontvang je een inkoopfactuur?
A
Debiteur
B
Crediteur
C
EV
D
klant
Slide 22 - Quiz
Een goed voorbeeld voor een code voor 'inkoopfactuur' nummer 261 is?
A
Factuur 261
B
IF261
C
261e Factuur
D
Inkoop261
Slide 23 - Quiz
Wat geef jij bij verkoop op rekening altijd aan een afnemer
A
Verkoopfactuur
B
Inkoopfactuur
C
Bankafschrift
D
Memo
Slide 24 - Quiz
Je betaalt een crediteur: wat is het een uitgave of zijn het kosten?
A
Kosten
B
Uitgaven
C
Kosten en uitgaven
Slide 25 - Quiz
Afschrijvingskosten zijn:
A
uitgaven die geen kosten zijn.
B
uitgaven
C
kosten die ook uitgaven zijn.
D
kosten die geen uitgaven zijn.
Slide 26 - Quiz
Je betaalt de aflossing op een lening.
A
Kosten
B
Uitgaven
C
Kosten en uitgaven
Slide 27 - Quiz
Kosten zijn hetzelfde als uitgaven.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 28 - Quiz
Een restaurant maakt verschillende kosten om een product te maken en te verkopen. Koppel de uitgaven aan de verschillende kosten.
De manager koopt nieuw meubilair voor zijn restaurant
De manager betaalt de elektriciteitsrekening om zijn restaurant te verwarmen.
De manager betaalt de koks en de medewerkers van de bediening.
De manager laat de over repareren en betaalt deze kosten
De manager betaalt verschillende premies zodat zijn restaurant verzekerd is tegen diefstal en brand.
Personeelskosten
Huisvestingskosten
Algemene kosten
Energiekosten
Onderhoudskosten
Slide 29 - Drag question
De kosten voor aankoop en reparatie van een auto zijn voorbeelden van:
A
Vaste lasten
B
Incidentele uitgaven
C
Dagelijkse uitgaven
Slide 30 - Quiz
timer
0:45
Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa
Slide 31 - Drag question
Het eigen vermogen bereken je door de het vreemd vermogen van het totale vermogen af te trekken
A
juist
B
onjuist
Slide 32 - Quiz
Onder welke categorie valt een hypothecaire lening?